ECLI:NL:RVS:2007:BA7796
Raad van State
- Hoger beroep
- T.M.A. Claessens
- A.W.M. Bijloos
- M.A.A. Mondt-Schouten
- T.N.H. Nguyen
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om kennis te nemen van hoger beroep wegens overschrijding van de termijn voor uitspraak
In deze zaak heeft de Raad van State op 8 juni 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 21 mei 2007. De appellant was in vreemdelingenbewaring gesteld op 7 augustus 2006 en had beroep ingesteld tegen de voortduring daarvan. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Appellant stelde dat de rechtbank niet binnen de termijn van artikel 96, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) had geoordeeld, wat volgens hem een schending van de goede procesorde inhield. Hij verzocht de Afdeling om van het hoger beroep kennis te nemen, ondanks het feit dat volgens artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000 geen hoger beroep openstond tegen de uitspraak van de rechtbank.
De Raad van State overwoog dat voor kennisneming van een appel in weerwil van het bepaalde bij artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000, grond kan bestaan bij ernstige schending van de eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De Afdeling oordeelde echter dat de enkele overschrijding van de termijn voor uitspraak door de rechtbank niet automatisch leidt tot een schending van de goede procesorde. De Afdeling verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 8 juni 2007.