ECLI:NL:RVS:2007:BA7793

Raad van State

Datum uitspraak
6 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701983/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Lubberdink
  • H. Troostwijk
  • T.M.A. Claessens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake asielaanvraag van vreemdeling uit Sierra Leone met betrekking tot risico op herbesnijdenis

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, die op 20 februari 2007 een asielaanvraag van een vreemdeling uit Sierra Leone had goedgekeurd. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, die door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling voldoende aannemelijk had gemaakt dat zij bij terugkeer naar Sierra Leone het risico liep op een ingrijpender besnijdenis dan die welke zij reeds in Guinee had ondergaan. De staatssecretaris was het hier niet mee eens en stelde dat de vreemdeling niet aannemelijk had gemaakt dat zij na terugkeer een reëel risico liep opnieuw te worden besneden.

De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris niet kon onderbouwen dat er geen risico op herbesnijdenis bestond. Het Algemeen ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken inzake Sierra Leone gaf aan dat genitale verminking van vrouwen veelvuldig voorkomt en dat meisjes of vrouwen die niet zijn besneden, als sociale outcast worden beschouwd. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van de minister ongegrond. De uitspraak benadrukt de ernst van de situatie in Sierra Leone en de risico's die vreemdelingen kunnen lopen bij terugkeer naar hun land van herkomst.

Uitspraak

200701983/1.
Datum uitspraak: 6 juni 2007
RAAD VAN STATE
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Justitie,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/43960 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, van 20 februari 2007 in het geding tussen:
[de vreemdeling],
en
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 augustus 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een aanvraag van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om haar een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 20 februari 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank), het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de Minister van Justitie opgedragen opnieuw te beslissen op de aanvraag met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant (hierna: de staatssecretaris) bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 20 maart 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 4 april 2007 heeft de vreemdeling een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. In de grieven klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de vreemdeling voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Sierra Leone zich niet zal kunnen onttrekken aan een ingrijpender besnijdenis dan die welke zij reeds in Guinee heeft ondergaan, zodat de minister zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij na terugkeer een reëel risico loopt opnieuw te worden besneden.
2.1.1. Het Algemeen ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken inzake Sierra Leone van juni 2006 luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
"Genitale verminking van vrouwen komt in Sierra Leone veelvuldig voor, meestal in de vorm van excisie en wordt door alle lagen van de bevolking en door alle bevolkingsgroepen toegepast. Schattingen van het aantal meisjes die besnijdenis ondergaan variëren, met als hoogste tussen de 85 en 98%. Vrouwenbesnijdenis wordt toegepast vanaf de leeftijd van vijf jaar. Vrouwenbesnijdenis is niet verboden bij wet. Lokale overheden besteden vooralsnog weinig aandacht aan dit probleem. NGO's proberen de bevolking voor te lichten, maar geheime genootschappen, die functioneren in alle etnische groepen met uitzondering van de Krio, dwarsbomen deze campagnes. Vrouwen en meisjes hebben niet of nauwelijks de mogelijkheid om zich, door elders in het land een toevlucht te zoeken, te onttrekken aan besnijdenis. In de stad is er nog een zekere mogelijkheid om door van huis weg te lopen zich te onttrekken aan de controle van de familie en zo te ontkomen aan genitale verminking; op het platteland bestaat deze mogelijkheid niet.
Voor alle bevolkingsgroepen, met uitzondering van de Krio, geldt dat meisjes of vrouwen die niet zijn besneden hun hele leven worden beschouwd als onvolwassene en sociale outcast. Zij kunnen geen hogere positie in de samenleving bekleden."
2.1.2. Gelet op de verklaring van de huisarts van de vreemdeling van 13 oktober 2006 betreffende de wijze waarop de vreemdeling besneden is, moet worden vastgesteld dat deze wijze niet overeenkomt met de vorm die in Sierra Leone veelvuldig voorkomt.
2.1.3. De staatssecretaris heeft betoogd dat voormeld ambtsbericht noch de door de vreemdeling overgelegde publicaties en verklaringen grondslag bieden voor de conclusie dat in Sierra Leone in het algemeen, dan wel ten aanzien van personen behorend tot de Malinkestam in het bijzonder, sprake is van een praktijk waarbij vrouwen die zijn besneden op de wijze waarop de vreemdeling is besneden, het reële risico van herbesnijdenis lopen. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, zo vervolgt de staatssecretaris, blijkt uit deze stukken evenmin dat meisjes en vrouwen die, naar plaatselijke gewoonten beoordeeld, niet op een gebruikelijke wijze zijn besneden hun hele leven worden beschouwd als onvolwassene en als sociale outcast.
Er is geen grond dit betoog onjuist te achten.
De grieven slagen reeds hierom.
2.2. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Hetgeen overigens in de grieven is aangevoerd behoeft geen bespreking. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, nu de voorgedragen beroepsgronden geen aanleiding geven voor een ander oordeel, het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 15 augustus 2006 van de minister alsnog ongegrond verklaren.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Almelo, van 20 februari 2007 in zaak no. AWB 06/43960;
III. verklaart het door de vreemdeling bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
Voorzitter w.g. De Groot
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2007
210
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak