200701929/2.
Datum uitspraak: 15 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "BP Nederland B.V.", gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 14 juni 2006 heeft de stadsdeelraad van het stadsdeel Amsterdam-Noord van de gemeente Amsterdam het bestemmingsplan "Oud Noord-Gedeelte Noorderpark t.o. Leeuwarderweg" vastgesteld.
Bij besluit van 23 januari 2007, kenmerk 2007-2399, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft onder meer de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "BP Nederland B.V." (hierna: BP) bij brief van 19 maart 2007, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. BP heeft haar beroep aangevuld bij brief van 17 april 2007. Bij brief van 19 maart 2007, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde datum, heeft BP de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2007, waar BP, vertegenwoordigd mr. drs. E.D.M. Knegt, advocaat te Breda, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.J.M.A. Poppelaars, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de stadsdeelraad, vertegenwoordigd door mr. E.A. Minderhoud, advocaat te Amsterdam, en [partij], vertegenwoordigd door mr. J.L. Zijlma, advocaat te Den Haag.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de aanleg van twee groenstroken aan weerszijden van de Nieuwe Leeuwarderweg. Voorts voorziet het plan in voet- en rijwielpaden en bruggen. De thans aanwezige tankstations zijn niet als zodanig bestemd.
2.3. BP stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan en beoogt met haar verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Daartoe voert zij aan dat dit plan zodanige samenhang vertoont met het bestemmingsplan "Noorderpark" dat verweerder niet in redelijkheid met de begrenzing van dit plan heeft kunnen instemmen. Zij voert aan dat de tankstations ten onrechte niet als zodanig zijn bestemd, terwijl daarvoor geen zwaarwegende redenen bestaan. Voorts stelt zij dat aan haar belangen onvoldoende gewicht is toegekend, aangezien de mogelijkheid van inpassing van de twee stations in het plangebied of andere mogelijke vervangende locaties onvoldoende zijn bezien.
2.4. Verweerder heeft het plan niet in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening of het recht en heeft het goedgekeurd. Hij is van mening dat handhaving van de tankstations ter plaatse dan wel inpassing hiervan in het plangebied, gelet op de verdiepte aanleg van de Noord-Zuidlijn en de Nieuwe Leeuwarderweg, niet mogelijk is en dat aan de belangen van BP voldoende gewicht is toegekend.
2.5. De Voorzitter ziet in hetgeen BP heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat de begrenzing van het plan, die onder meer verband houdt met de verdiepte aanleg van de Noord-Zuidlijn en de Nieuwe Leeuwarderweg, in strijd moet worden geacht met een goede ruimtelijke ordening. Dat het plan samenhang vertoont met het voorontwerp van het bestemmingsplan "Noorderpark", aangezien de voorziene groenstroken deel uit zullen gaan maken van het toekomstige Noorderpark, brengt, anders dan BP betoogt, niet met zich dat het plangebied in dat plan had moeten worden opgenomen.
Voor zover BP betoogt dat er geen zwaarwegende redenen zijn voor het niet als zodanig bestemmen van de tankstations, wordt overwogen dat handhaving hiervan aan de voorziene verdiepte aanleg van de Noord-Zuidlijn en de Nieuwe Leeuwarderweg in de weg staat. Dat bij dit plan is uitgegaan van de verdiepte aanleg acht de Voorzitter niet onredelijk aangezien deze is vervat in het onherroepelijke bestemmingsplan "Noord-Zuidlijn" en een vrijstellingsbesluit waartegen geen zienswijzen zijn ingediend. Dat het plan niet voorziet in de inpassing van de tankstations valt verder te billijken, aangezien aannemelijk is dat de beperkte beschikbare ruimte op de voorziene verdiepte Nieuwe Leeuwarderweg en de verwezenlijking van het Noorderpark hieraan in de weg staan. Voorts is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat het stadsdeel de belangen van BP onderkent, dat een aantal vervangende locaties voor de tankstations is onderzocht en dat hieromtrent verschillende keren overleg is geweest tussen het stadsdeel en BP.
Gelet op het vorenstaande is de Voorzitter van oordeel dat de stadsdeelraad de relevante belangen heeft onderkend en dat hij bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen aan het belang dat is gediend met het plan dan aan de belangen van BP bij het als zodanig bestemmen dan wel de inpassing van de tankstations in het plan. Dat tussen betrokkenen nog geen overeenstemming is bereikt over een geschikte vervangende locatie maakt dat niet anders. Verweerder heeft het plan in redelijkheid kunnen goedkeuren. In hetgeen BP heeft aangevoerd wordt geen grond gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in de bodemprocedure voor vernietiging in aanmerking zal komen.
2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Kegge
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2007