ECLI:NL:RVS:2007:BA7591

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701722/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Woonwagenlocaties Den Haag

Op 15 juni 2007 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Woonwagenlocaties" dat op 1 juni 2006 door de gemeenteraad van Den Haag was vastgesteld. Verzoekers, waaronder een inwoner van Den Haag en de stichting "Stichting Sonnendaal", hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De zaak werd behandeld op 25 mei 2007, waarbij verzoekers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de provincie en de gemeente Den Haag.

De Voorzitter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend in de bodemprocedure. Hij constateerde dat de stichting geen zienswijze had ingediend tegen het ontwerpplan en dat er twijfels bestonden over de ontvankelijkheid van het beroep van de verzoekster. De Voorzitter merkte op dat het bestemmingsplan betrekking heeft op alle woonwagenlocaties in Den Haag en dat het planologische regime voor deze locaties gelijk is. Verzoekster stelde dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" onterecht was verleend, omdat dit de mogelijkheid voor haar om een bouwvergunning aan te vragen zou belemmeren.

De Voorzitter concludeerde dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat het scheppen van de mogelijkheid voor de verwezenlijking van het bouwplan niet met een uitspraak van de Afdeling kon worden bewerkstelligd. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd genomen zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

200701722/2.
Datum uitspraak: 15 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], wonend te [woonplaats], en de stichting "Stichting Sonnendaal", gevestigd te Den Haag,
verzoekers,
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Den Haag het bestemmingsplan "Woonwagenlocaties" (hierna: het plan) vastgesteld.
Bij besluit van 31 januari 2007, kenmerk DRM/ARW/06/6047A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 9 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 9 maart 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 13 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 13 maart 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2007, waar [verzoekster] in persoon en de stichting "Stichting Sonnendaal", vertegenwoordiigd door J. Meuldijk, beide bijgestaan door ing. J.L. van Brecht, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. Soetbrood Piccardt - de Roos, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Den Haag, vertegenwoordigd door W.A.C.M. Kelders, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    De stichting "Stichting Sonnendaal" (hierna: de stichting) heeft geen zienswijze tegen het ontwerpplan ingebracht bij de gemeenteraad noch bedenkingen tegen het vastgestelde plan bij verweerder. Gelet op de artikelen 54, tweede lid, aanhef en onder d, en 56, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 27 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht verwacht de Voorzitter dat het beroep van [verzoekster] en de stichting, voor zover ingediend door de stichting, niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Tevens twijfelt de Voorzitter aan de ontvankelijkheid van het beroep van [verzoekster] voor zover het beroep ziet op het plandeel met de bestemming "Groenvoorziening" naast de standplaats Isabellaland 2304. De Voorzitter overweegt dat verzoekster dit plandeel niet eerder in haar zienswijze en bedenkingen heeft bestreden, terwijl het ontwerpbestemmingsplan in zoverre niet in voor verzoekster ongunstige zin gewijzigd is vastgesteld en voorshands niet is gebleken dat verzoekster redelijkerwijs niet in staat is geweest ter zake een zienswijze of bedenkingen in te dienen. Gelet hierop verwacht de Voorzitter dat de Afdeling het beroep in zoverre niet-ontvankelijk zal verklaren.
2.3.    Het plan heeft betrekking op alle woonwagenlocaties in Den Haag en voorziet erin dat op al die locaties hetzelfde planologische regime van toepassing is.
2.4.    [verzoekster] stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" met de aanduiding "zone ten behoeve van bijgebouwen" ter plaatse van de standplaats [locatie], en aan artikel 4, derde lid, onder b, van de planvoorschriften en beoogt met haar verzoek de onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van de planonderdelen te voorkomen. Daartoe voert zij onder meer aan dat ten opzichte van het voorheen geldende plan de nokhoogte is verlaagd van 6 meter naar 4,5 meter en dat hierdoor de door haar gewenste bouwvergunning voor [locatie], welke aanvraag voorziet in een hogere nokhoogte dan 6 meter, niet kan worden verleend. Volgens verzoekster is dit onredelijk gelet op toezeggingen die haar zouden zijn gedaan.
2.5.    Het verzoek strekt er toe dat verwezenlijking van een bouwplan mogelijk wordt, terwijl het bestemmingsplan niet in die mogelijkheid voorziet. Verzoekster is niet gebaat bij schorsing van enig deel van het bestreden besluit aangezien daarmee verwezenlijking van het bouwplan niet mogelijk wordt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. Die uitspraak zou kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan het desbetreffende plandeel, doch daarmee zou verwezenlijking van het gewenste bouwplan nog niet mogelijk zijn.
2.6.    Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven                     w.g. Langeveld
Voorzitter                             ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2007
317-533.