200701356/2.
Datum uitspraak: 15 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 18 mei 2006 heeft de gemeenteraad van Bloemendaal het bestemmingsplan "Bloemendaalse Park/Duin en Daal" vastgesteld.
Bij besluit van 16 januari 2007, kenmerk 2007-457, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 23 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. Bij brief van 23 februari 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 juni 2007, waar verzoekers, in de persoon van [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. D. Westerwal, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. A.H. van Zetten, ambtenaar van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het als beschermd dorpsgezicht aangewezen villagebied "Bloemendaalse Park/Duin en Daal.
2.3. Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemmingen "Woondoeleinden (W)", "Erf (E)", "Tuin (T)" en "Doeleinden voor natuur en landschap (N)", voor zover het betreft hun perceel [locatie]. Daartoe voeren zij aan dat verweerder hun bedenkingen ten onrechte buiten behandeling heeft gelaten.
2.4. Verweerder heeft voormelde plandelen niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht geacht en heeft deze goedgekeurd. Hij heeft de bedenkingen van verzoekers buiten behandeling gelaten omdat deze niet tijdig zijn ingekomen en hij dit in dit geval niet verschoonbaar acht.
2.5. De vraag of het niet tijdig indienen van de bedenkingen in dit geval verschoonbaar had moeten worden geacht, laat de Voorzitter in het midden en zal bij de behandeling van de bodemzaak ten volle aan de orde komen.
Het verzoek strekt er toe dat aan de bestreden plandelen bouwmogelijkheden zouden moeten worden toegekend waarin de plandelen thans niet voorzien. Verzoekers zijn niet gebaat bij schorsing van het bestreden besluit ten aanzien van deze plandelen aangezien daarmee niet het door hen gewenste resultaat kan worden bereikt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheden niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. De uitspraak van de Afdeling in de hoofdzaak zou kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan de betreffende plandelen, doch daarmee zouden de gewenste bouwmogelijkheden nog niet mogelijk zijn. Daarnaast is gebleken dat geen sprake is van een spoedeisend belang, nu verzoekers hebben aangegeven op korte termijn geen concrete bouwplannen te hebben.
2.6. Gelet op het voorgaande dient het verzoek te worden afgewezen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Kegge
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2007