ECLI:NL:RVS:2007:BA7588

Raad van State

Datum uitspraak
20 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200700102/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigingsplan Hilvarenbeek en strijd met reconstructieplan Beerze Reusel

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van een wijzigingsplan dat door het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek is vastgesteld op 8 augustus 2006. Het wijzigingsplan betreft een locatie in Esbeek en is door de gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 30 oktober 2006 afgewezen. Appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij stelt dat de afwijzing onterecht is. De Raad van State heeft de zaak op 24 mei 2007 behandeld, waarbij appellant werd vertegenwoordigd door ing. J.B.M. Lauwerijssen en de verweerder door mr. A.J.J.M. Danen.

De Raad van State oordeelt dat de toetsing van het wijzigingsplan moet plaatsvinden aan de hand van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling bestuursrechtspraak stelt vast dat het wijzigingsplan niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, omdat de oppervlakte van het bouwblok niet wordt vergroot, maar alleen de vorm verandert. De Afdeling concludeert dat de gedeputeerde staten ten onrechte goedkeuring hebben onthouden aan het wijzigingsplan, omdat de bestaande bouwrechten niet afhankelijk mogen zijn van een wijzigingsplan. De Afdeling vernietigt het besluit van de gedeputeerde staten en verklaart het beroep van appellant gegrond.

De Raad van State oordeelt verder dat de proceskosten van appellant door de provincie Noord-Brabant moeten worden vergoed, evenals het griffierecht dat appellant heeft betaald. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 20 juni 2007.

Uitspraak

200700102/1.
Datum uitspraak: 20 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 augustus 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek het wijzigingsplan "[locatie] te Esbeek" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 30 oktober 2006, nummer 1219081, beslist over de goedkeuring van het wijzigingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 3 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 4 januari 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 5 januari 2007.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van appellant. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 mei 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door ing. J.B.M. Lauwerijssen, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.J.M. Danen, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
Toetsingskader
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor zover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het standpunt van verweerder
2.2.    Verweerder acht het wijzigingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening en heeft daaraan goedkeuring onthouden. Hij stelt zich op het standpunt dat het plan in strijd is met het reconstructieplan Beerze Reusel (hierna: het reconstructieplan) nu de vormverandering van het bouwblok, waarin het plan voorziet, een uitbreiding van de ter plaatse gevestigde intensieve veehouderij betreft met een zeugenstal op gronden die in het reconstructieplan zijn aangeduid als 'Extensiveringsgebied Overig'.
Op grond van het reconstructieplan is op die gronden geen uitbreiding van een intensieve veehouderij toegestaan, aldus verweerder.
Bovendien geldt voor het respecteren van bestaande bouwrechten volgens verweerder dat deze bouwrechten rechtstreeks aan een bestemmingsplan te ontlenen moeten zijn, zonder dat daarvoor het opstellen van een wijzigingsplan is vereist.
Het standpunt van appellant
2.3.    Appellant stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het wijzigingsplan. Van strijd met het reconstructieplan is naar zijn stelling geen sprake, nu het wijzigingsplan geen uitbreiding, maar vormverandering van het bouwblok betreft. Onthouding van goedkeuring miskent bovendien dat krachtens het reconstructieplan bestaande bouwrechten die zijn gebaseerd op het streekplan 1992 worden gerespecteerd, aldus appellant.
Vaststelling van de feiten
2.4.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.1.    Appellant heeft op het perceel aan de [locatie] een intensieve veehouderij (varkenshouderij).
Het bouwblok ligt in het reconstructieplan binnen de aanduiding "stedelijk gebied" en daarmee buiten de zonering intensieve veehouderij.
Door de verandering van de vorm van het bouwblok als voorzien in het wijzigingsplan komt een deel van het bouwblok binnen de aanduiding "Extensiveringsgebied (Overig)" van de zonering intensieve veehouderij van het reconstructieplan te liggen.
2.4.2.    Ingevolge artikel 1 van de Reconstructiewet concentratiegebieden is een extensiveringsgebied een ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt.
2.4.3.    In het reconstructieplan is het beleid neergelegd dat in extensiveringsgebieden uitbreiding, hervestiging en nieuwvestiging niet is toegestaan. Bouwrechten van reeds bestaande intensieve veehouderijen in het extensiveringsgebied, opgenomen in een bestemmingsplan dat is getoetst aan het streekplan 1992 of het streekplan 2002, worden echter gerespecteerd.
2.4.4.    Het reconstructieplan verstaat blijkens de begripsbepaling in verband met de zonering van de intensieve veehouderij onder uitbreiding: een vergroting van het bestaande bouwblok.
2.4.5.    Het reconstructieplan verstaat blijkens de begripsbepaling in verband met de zonering van de intensieve veehouderij onder bouwrecht: een rechtstreeks - zonder vrijstellings- of wijzigingsprocedure - aan een bestemmingsplan c.q. een daarbinnen opgenomen bouwblok te ontlenen recht om bebouwing te mogen oprichten, uitgezonderd omschakeling.
Het oordeel van de Afdeling
2.5.    Uit de kaartbijlagen bij het vaststellingsbesluit, zoals nader toegelicht ter zitting, volgt dat de oppervlakte van het bouwblok door het wijzigingsplan niet wordt vergroot, maar alleen van vorm verandert. Gelet hierop alsmede op de hiervoor onder 2.4.4. vermelde begripsbepaling wat in het reconstructieplan wordt verstaan onder uitbreiding, namelijk vergroting van het bouwblok, stelt verweerder zich ten onrechte op het standpunt dat het wijzigingsplan voorziet in een, met het reconstructieplan strijdige, uitbreiding van het bouwblok. De omstandigheid dat het wijzigingsplan het mogelijk maakt dat het agrarische bedrijf wordt uitgebreid met een zeugenstal, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu de omvang van het bouwblok voor en na de wijziging en niet de omvang van de bedrijfsbebouwing binnen het bouwblok bepalend is voor het antwoord op de vraag of sprake is van een, met het reconstructieplan strijdige, uitbreiding.
Ten aanzien van het standpunt van verweerder dat het in het reconstructieplan neergelegde beleid zonder meer betekent dat de door het plan mogelijk gemaakte vormverandering van het bouwblok niet is toegestaan nu bestaande bouwrechten niet afhankelijk mogen zijn van een wijzigingsplan, overweegt de Afdeling, evenals in overweging 2.11.3 van de uitspraak van 6 juli 2005, nr.
200405077/1, dat zich situaties kunnen voordoen waarbij de bestaande bouwmogelijkheden binnen een bouwblok van een intensieve veehouderij uit bedrijfseconomisch oogpunt ongunstig zijn en de door de ondernemer gewenste vormverandering per saldo geen negatieve invloed heeft op de belangen die het reconstructieplan beoogt te beschermen. In dit verband blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting dat de binnen het bouwblok nog bestaande bouwmogelijkheden van appellant niet of slechts tegen zeer hoge kosten kunnen worden benut vanwege de ligging nabij de kern Esbeek. Bij zijn beoordeling van het plan heeft verweerder deze aspecten niet betrokken.
2.6.    Gelet op het vorenstaande is het bestreden besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid en gebrekkig gemotiveerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient wegens strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
Proceskosten
2.7.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 30 oktober 2006, nummer 1219081;
III.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderd vierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; dit bedrag dient door de provincie Noord-Brabant aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV.    gelast dat de provincie Noord-Brabant aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra                        w.g. Rop
Lid van de enkelvoudige kamer        ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2007
417-545.