ECLI:NL:RVS:2007:BA7582

Raad van State

Datum uitspraak
14 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701681/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A. Kosto
  • F.W.M. Kooijman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan 'In goede aarde, eerste herziening' te Boxtel

Op 22 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Boxtel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders, het bestemmingsplan 'In goede aarde, eerste herziening' vastgesteld. Dit besluit werd door de verzoekers, die in het verleden een agrarisch bedrijf op de betrokken gronden exploiteerden, aangevochten. Zij stelden dat hun bedenkingen tegen de wijziging van de woningbouwmogelijkheden op hun voormalige bedrijfsgronden ten onrechte door de verweerder, het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, buiten beschouwing waren gelaten. De verzoekers hebben op 7 maart 2007 een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend, omdat zij vreesden dat er een onomkeerbare situatie zou ontstaan in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 31 mei 2007 behandeld. Tijdens de zitting zijn de verzoekers vertegenwoordigd door hun gemachtigde en advocaat, terwijl de gemeenteraad en de betrokken partij ook aanwezig waren. De verweerder is niet verschenen. De Voorzitter heeft overwogen dat de verzoekers niet ontvankelijk zijn in hun beroep, omdat zij geen zienswijze hebben ingediend en geen verschoonbare reden hebben opgegeven. De Voorzitter heeft de vraag of het beroep ontvankelijk is in het midden gelaten, maar heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij concludeerde dat de eigendomsverhoudingen niet relevant zijn voor de planologische aanvaardbaarheid van het bestemmingsplan, tenzij er duidelijke aanwijzingen zijn dat deze de verwezenlijking van het plan binnen de planperiode van tien jaar in de weg staan.

De uitspraak van de Voorzitter is niet bindend voor de bodemprocedure, maar biedt wel inzicht in de overwegingen die de Voorzitter heeft gemaakt. De verzoekers hebben geen recht op proceskostenvergoeding, en de zaak is afgesloten met de beslissing om het verzoek af te wijzen.

Uitspraak

200701681/2.
Datum uitspraak: 14 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 22 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Boxtel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 mei 2006, het bestemmingsplan "In goede aarde, eerste herziening" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 9 januari 2007, kenmerk 1208892, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 7 maart 2007, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 19 april 2007.
Bij brief van 7 maart 2007, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op dezelfde dag, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 mei 2007, waar verzoekers, in de persoon van [gemachtigde] en bijgestaan door mr. I.J.J.M. Roorda, advocaat te Vught, zijn verschenen.
Voorts zijn als partij gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door T.G.M. Driessen, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door [directeur] en mr. L.J. van Langevelde, advocaat te Bergen op Zoom.
Verweerder is, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan betreft een herziening van het bestemmingsplan "In goede aarde" wat betreft de gronden gelegen tussen de Munsel, het Klaverblad en de Schijndelsedijk, ten noorden van de rotonde Oostend te Boxtel en is mede opgesteld om te voldoen aan artikel 30 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Met het plan wordt beoogd woningbouw mogelijk te maken.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het plan goedgekeurd.
2.3.    Verzoekers exploiteerden in het verleden op gronden in het plangebied, kadastraal bekend sectie B, nummer 3123, een agrarisch bedrijf. Deze gronden hebben zij inmiddels verkocht en geleverd aan [partij]. Verzoekers kunnen zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij stellen dat verweerder hun bedenkingen ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten. Verzoekers voeren aan dat zij bedenkingen hebben ingediend tegen een wijziging van de woningbouwmogelijkheden op hun voormalige bedrijfsgronden, die volgens hen bij de vaststelling van het plan ten opzichte van het ontwerpplan is doorgevoerd. Door deze wijziging wordt de handelswijze van de gemeenteraad ten gunste van [partij] en ten nadele van hen verhuld, aldus verzoekers.
2.4.    Namens de gemeenteraad is ter zitting gesteld dat verzoekers niet in hun beroep kunnen worden ontvangen, nu zij geen zienswijze hebben ingediend en zij volgens hem hiervoor geen verschoonbare reden hebben en de ingediende bedenkingen zich niet richten tegen gewijzigd vastgestelde planonderdelen. De Voorzitter laat de vraag of het beroep van verzoekers ontvankelijk moet worden geacht in deze in het midden. Voornoemde vraag zal in de bodemzaak door de Afdeling moeten worden beantwoord. In hetgeen verzoekers hebben aangevoerd ziet de Voorzitter namelijk geen aanleiding het verzoek in te willigen. Hierbij betrekt hij dat verzoekers een verklaring voor recht willen omtrent een vermeende verhulling van de voorkeursbehandeling van de gemeenteraad ten gunste van [partij], waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent. Ter zitting hebben verzoekers desgevraagd te kennen gegeven dat hun belang bij het treffen van een voorlopige voorziening is gelegen in het feit dat zij via juridische weg trachten hun voormalige bedrijfsgronden in eigendom terug te krijgen om deze zelf aan te wenden voor woningbouw en dat in afwachting van de uitkomst van de te voeren procedures geen onomkeerbare situatie mag ontstaan. De Voorzitter overweegt hieromtrent dat voor de planologische aanvaarbaarheid van het plan het in beginsel niet relevant is wie de eigendom bezit van de in het plan opgenomen gronden. Dit is slechts anders indien op voorhand duidelijk is dat de eigendomsverhoudingen aan de verwezenlijking van het plan binnen de planperiode van tien jaar in de weg staan en tevens vast staat dat niet binnen de planperiode tot onteigening zal worden overgegaan. Voor het bestaan van deze uitzonderingssituatie ziet de Voorzitter geen aanknopingspunten.
De Voorzitter wijst het verzoek dan ook af.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.
w.g. Kosto                           w.g. Kooijman
Voorzitter                          ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2007
177-466.