ECLI:NL:RVS:2007:BA7581

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607702/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • W. van den Brink
  • D. Roemers
  • A.C. Rop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen staatsraad in bestuursrechtelijke procedure

In de zaak met nummer 200607702/2 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 juni 2007 een wrakingsverzoek behandeld van een verzoeker tegen staatsraad mr. P.J.J. van Buuren, die als voorzitter van de meervoudige kamer belast was met de behandeling van de hoofdzaak. De verzoeker stelde dat de staatsraad de schijn van partijdigheid had gewekt door niet in te gaan op zijn verzoek om de uitnodiging voor de zitting te corrigeren. De uitnodiging was namelijk aan de verzoeker als privépersoon gericht, terwijl deze aan zijn gemachtigde, het Ecologisch Kenniscentrum B.V., had moeten worden gericht. De verzoeker meende dat deze gang van zaken de wederpartij zou bevoordelen, vooral in het geval van een gegrondverklaring van het hoger beroep, omdat de adressering van de uitnodiging invloed zou hebben op de proceskostenveroordeling.

De Afdeling overwoog dat de beslissing van de staatsraad om de uitnodiging niet te corrigeren een procesbeslissing was, die niet ter beoordeling kon staan in het kader van een wrakingsprocedure. Het wrakingsinstituut is niet bedoeld als rechtsmiddel tegen dergelijke beslissingen. De Afdeling concludeerde dat er geen aanknopingspunten waren voor de stelling van de verzoeker dat de staatsraad niet onpartijdig zou zijn in zijn oordeel. Het verzoek om wraking werd dan ook afgewezen. De uitspraak werd gedaan in het openbaar door de voorzitter en de leden van de Afdeling, in aanwezigheid van de ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200607702/2.
Datum beslissing: 12 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Proces-verbaal van de mondelinge beslissing met overeenkomstige toepassing van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb) op een verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
om toepassing van artikel 8:15 van de Awb.
1. Procesverloop
Tijdens de openbare behandeling ter zitting van 12 juni 2007 van de zaak no. 200607702/1 tussen verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Sint-Oedenrode (hierna: de hoofdzaak), heeft verzoeker verzocht om wraking van mr. P.J.J. van Buuren (hierna: de staatsraad), Voorzitter van de meervoudige kamer, belast met de behandeling van deze zaak.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek ter openbare zitting behandeld op 12 juni 2007, waar verzoeker is gehoord. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Bij mondelinge beslissing van 12 juni 2007 heeft de Afdeling het verzoek om toepassing van artikel 8:15 van de Awb afgewezen.
Daartoe heeft zij het volgende overwogen.
Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Ingevolge artikel 39 van de Wet op de Raad van State is dit artikel van overeenkomstige toepassing indien bij de Afdeling hoger beroep wordt ingesteld.
Verzoeker heeft, samengevat weergegeven, aangevoerd dat de staatsraad de schijn van partijdigheid op zich heeft geladen door, hoewel daartoe volgens de staatsraad wel de mogelijkheid bestond, niet te voldoen aan zijn verzoek om de uitnodiging voor de zitting te corrigeren in die zin dat deze niet aan hem als privépersoon is gericht maar aan zijn gemachtigde het Ecologisch Kenniscentrum B.V.. Verzoeker meent dat die beslissing van de staatsraad  ertoe strekt de wederpartij te bevoordelen omdat deze bij gegrondverklaring van het hoger beroep, gezien de adressering van de uitnodiging voor de zitting, niet in de proceskosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand kan worden veroordeeld. Daarbij heeft verzoeker er nog op gewezen dat in eerdere procedures die hij bij de Afdeling heeft gevoerd, de uitnodiging voor de zitting wel aan zijn gemachtigde was gericht.
De Afdeling heeft overwogen dat de beslissing van de staatsraad omtrent de uitnodiging voor de zitting een procesbeslissing is, die als zodanig in een wrakingsprocedure niet ter beoordeling kan staan. Het instituut van wraking is immers niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen dergelijke beslissingen te worden aangewend.
Voor de juistheid van de stelling van verzoeker dat de beslissing bedoeld is hem in een ongunstiger positie dan wel de wederpartij in een gunstiger positie te brengen, bestaat geen aanknopingspunt. Niet is gebleken dat met de beslissing op enigerlei wijze is vooruitgelopen op de beslissing omtrent de proceskosten in de hoofdzaak. Ook anderszins geeft het verzoek geen enkel aanknopingspunt dat de vrees kan rechtvaardigen dat de staatsraad niet in onpartijdigheid zijn oordeel zal vormen.
Omdat hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen grond voor wraking oplevert, is het wrakingsverzoek afgewezen.
Aldus uitgesproken in het openbaar door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin             w.g. Rop
Voorzitter            ambtenaar van Staat
417.