ECLI:NL:RVS:2007:BA7085

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606696/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • W. van den Brink
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing handhaving bestemmingsplan Luttermolenveld door college van burgemeester en wethouders van Losser

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo, die op 8 augustus 2006 het beroep ongegrond verklaarde tegen de afwijzing van hun verzoek om handhaving van het bestemmingsplan "Luttermolenveld" door het college van burgemeester en wethouders van Losser. Het college had op 7 juni 2002 het verzoek van appellanten om handhaving afgewezen, met name met betrekking tot de aanleg en instandhouding van een beplantingsstrook aan de westzijde van het bestemmingsplan. Appellanten stelden dat het college ten onrechte had geoordeeld dat hun handhavingsverzoek niet om handhaving van de beplantingsstrook vroeg. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 juni 2007 geoordeeld dat het hoger beroep gegrond is. De rechtbank had niet onderkend dat appellanten wel degelijk een verzoek tot handhaving hadden ingediend. De uitspraak van de rechtbank Almelo is vernietigd, en de Afdeling heeft het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaard. Het college van burgemeester en wethouders van Losser is veroordeeld tot het nemen van een nieuwe beslissing op bezwaar, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak van de Afdeling. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan appellanten en tot terugbetaling van het griffierecht.

Uitspraak

200606696/1.
Datum uitspraak: 13 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 05/949 van de rechtbank Almelo van 8 augustus 2006 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Losser.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 7 juni 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Losser (hierna: het college) het verzoek van appellanten om handhaving van de bepalingen van het bestemmingsplan "Luttermolenveld" (hierna: het bestemmingsplan), met name waar het gaat om de aanleg en instandhouding van de beplantingsstrook aan de westzijde van het plan, afgewezen.
Bij besluit van 29 juni 2005 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 augustus 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 11 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 oktober 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 1 november 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 mei 2007, waar appellanten, in persoon en bijgestaan door mr. M. Nijkamp, advocaat te Enschede, en het college, vertegenwoordigd door H.H.G. Hilbink, ambtenaar bij de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het handhavingsverzoek van appellanten, zoals dat is neergelegd in de brieven van 18 februari 2002 en 26 februari 2002, niet inhoudt een verzoek aan het college om handhavend op te treden tegen de bouwwerken die door de bewoners van het recreatiepark "Luttermolenveld" (hierna: het recreatiepark) op de gronden bedoeld voor de aanleg van een beplantingsstrook zijn gerealiseerd.
2.1.1.    Dit betoog slaagt. Uit de stukken blijkt dat appellanten het college hebben verzocht om handhavend op te treden tegen het oprichten van bouwwerken zonder vergunning op de in het bestemmingsplan opgenomen beplantingsstrook van 20 m, die is gelegen tussen het recreatiepark en de woningen van appellanten. Ingevolge het bestemmingsplan rust op deze beplantingsstrook de bestemming "Bos". Appellanten hebben erop gewezen dat een deel van de gronden die deel uitmaken van die beplantingsstrook, zijn verkocht. Op die gronden zijn bouwwerken gebouwd, waardoor ter plaatse geen sprake is van een beplantingsstrook van 20 m. Gelet op het voorgaande heeft het college zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat appellanten het college niet hebben verzocht om handhavend op te treden tegen de bouwwerken die door de bewoners van het recreatiepark op de gronden bedoeld voor de aanleg van een beplantingsstrook zijn gerealiseerd. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.2.    Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar van 29 juni 2005 vernietigen. Het college dient een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
2.3.    Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Almelo van 8 augustus 2006 in zaak no. 05/949;
III.    verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Losser van 29 juni 2005;
V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Losser tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Losser aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI.    gelast dat de gemeente Losser aan appellanten het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 349,00 (zegge: driehonderdnegenenveertig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren                           w.g. Soede
Voorzitter                               ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2007
270-494.