ECLI:NL:RVS:2007:BA7073

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606977/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • W. van den Brink
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de onbevoegdheid van de rechtbank in de zaak van het structuurplan 'Regionaal bedrijventerrein Hoeksche Waard'

In deze zaak heeft de stichting 'Stichting Noordrand Open' hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Dordrecht, die zich onbevoegd had verklaard om kennis te nemen van het beroep van appellante tegen een brief van het college van burgemeester en wethouders van Binnenmaas. De brief, gedateerd 21 juli 2005, bevatte een mededeling dat het college geen redenen zag om aan de gemeenteraad een voorstel tot intrekking van het structuurplan 'Regionaal bedrijventerrein Hoeksche Waard' te doen. Appellante had eerder, op 30 mei 2005, verzocht om intrekking van dit structuurplan, maar het college gaf aan dat de gemeenteraad bevoegd was om hierover te beslissen.

De rechtbank oordeelde dat de brief van het college niet als een besluit kon worden aangemerkt in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het college geen rechtsgevolg had beoogd met deze mededeling. Appellante was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 10 mei 2007 werd de zaak behandeld, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door J.M.P. Vermeulen en het college door mr. J.R. Vermeulen.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen bevestigd dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de brief van het college geen besluit was. De mededeling van het college was niet gericht op rechtsgevolg en het college had geen bevoegdheid om het structuurplan in te trekken. Daarom kon de rechtbank zich terecht onbevoegd verklaren om het beroep van appellante te behandelen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200606977/1.
Datum uitspraak: 13 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de stichting "Stichting Noordrand Open", gevestigd te Heinenoord, gemeente Binnenmaas,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/1087 van de rechtbank Dordrecht van 11 augustus 2006 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Binnenmaas.
1.    Procesverloop
Bij brief van 30 mei 2005 heeft appellante het college van burgemeester en wethouders van Binnenmaas (hierna: het college) verzocht het op 2 mei 2005 door de raad van de gemeente Binnenmaas (hierna: de gemeenteraad) vastgestelde structuurplan "Regionaal bedrijventerrein Hoeksche Waard" (hierna: het structuurplan) in te trekken.
Bij brief van 14 juli 2005 heeft appellante het college verzocht voor 1 september 2005 te reageren op haar verzoek tot intrekking van het structuurplan.
Bij brief van 21 juli 2005 heeft het college appellante bericht dat niet hij, maar de gemeenteraad bevoegd is te besluiten tot intrekking van het structuurplan en dat het college geen redenen ziet om aan de gemeenteraad een voorstel tot intrekking van het structuurplan te doen. Het college heeft daarbij aangegeven dat de brieven van appellante van 30 mei 2005 en 14 juli 2005 en de reactie van het college daarop op de lijst van ingekomen stukken van de eerstvolgende gemeenteraad worden geplaatst.
Bij uitspraak van 11 augustus 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) zich onbevoegd verklaard van het daartegen door appellante ingestelde beroep kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 15 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 19 september 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 14 november 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 mei 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door J.M.P. Vermeulen, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.R. Vermeulen, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat tegen de brief van het college van 21 juli 2005 geen beroep kon worden ingesteld, omdat de brief niet is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.2.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat de brief van het college van 21 juli 2005 niet kan worden aangemerkt als een besluit, inhoudende een weigering op het verzoek van appellante om het structuurplan in te trekken en evenmin als een besluit op bezwaar. In de brief heeft het college appellante slechts meegedeeld dat het college geen reden ziet aan de gemeenteraad een voorstel tot intrekking van het structuurplan te doen. Deze mededeling is niet op rechtsgevolg gericht en is dus geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Het college heeft in zijn brief overigens aangegeven dat niet hij, maar de gemeenteraad bevoegd is tot intrekking van een structuurplan. Ook deze mededeling kan niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Daarbij is van belang dat aan het college geen enkele bevoegdheid is toegekend ten aanzien van de vaststelling, herziening en intrekking van structuurplannen, zodat geen sprake kan zijn van een weigering door het college om een besluit te nemen.    Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat de brief van het college van 21 juli 2005 niet kan worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb, zodat daartegen geen beroep bij de rechtbank kon worden ingesteld. De rechtbank heeft zich derhalve terecht onbevoegd verklaard van het beroep kennis te nemen.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Soede
Voorzitter     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2007
270-494.