ECLI:NL:RVS:2007:BA7029
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- C.E.C.M. van Roosmalen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens onvolledig ontvangen beroepschrift
In deze zaak heeft de Raad van State op 31 mei 2007 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat was ingesteld door een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. Het hoger beroepschrift was uitsluitend per fax verzonden, maar de eerste bladzijde was onvolledig ontvangen. Dit leidde tot de vraag of de advocaat die het beroepschrift had ondertekend, voldoende was gevolmachtigd om het hoger beroep in te stellen. Volgens artikel 70 van de Vreemdelingenwet 2000 dient het hoger beroep te worden ingesteld door de vreemdeling zelf, zijn wettelijke vertegenwoordiger, een bijzondere gemachtigde of een advocaat die verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd. De Raad van State oordeelde dat uit de ontvangen documenten niet bleek dat de advocaat de juiste volmacht had, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet ontvankelijk was. De rechtbank had eerder het beroep van de vreemdeling tegen het voortduren van de vrijheidsontneming ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad van State verklaarde het hoger beroep niet ontvankelijk en wees een proceskostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.