ECLI:NL:RVS:2007:BA7029

Raad van State

Datum uitspraak
31 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200703167/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens onvolledig ontvangen beroepschrift

In deze zaak heeft de Raad van State op 31 mei 2007 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een hoger beroep dat was ingesteld door een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. Het hoger beroepschrift was uitsluitend per fax verzonden, maar de eerste bladzijde was onvolledig ontvangen. Dit leidde tot de vraag of de advocaat die het beroepschrift had ondertekend, voldoende was gevolmachtigd om het hoger beroep in te stellen. Volgens artikel 70 van de Vreemdelingenwet 2000 dient het hoger beroep te worden ingesteld door de vreemdeling zelf, zijn wettelijke vertegenwoordiger, een bijzondere gemachtigde of een advocaat die verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd. De Raad van State oordeelde dat uit de ontvangen documenten niet bleek dat de advocaat de juiste volmacht had, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep kennelijk niet ontvankelijk was. De rechtbank had eerder het beroep van de vreemdeling tegen het voortduren van de vrijheidsontneming ongegrond verklaard, en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De Raad van State verklaarde het hoger beroep niet ontvankelijk en wees een proceskostenveroordeling af, omdat er geen aanleiding voor was. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200703167/1.
Datum uitspraak: 31 mei 2007
RAAD VAN STATE
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 07/13663 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 25 april 2007 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2006 is appellant in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 25 april 2007, verzonden op 27 april 2007, heeft de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats 's-Hertogenbosch, het door appellant ingestelde beroep tegen het voortduren van de vrijheidsontneming ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant per faxbericht, bij de Raad van State binnengekomen op 4 mei 2007, hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij daarbij de Afdeling verzocht hem schadevergoeding toe te kennen. Het hoger-beroepschrift is aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge het bepaalde bij artikel 70, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), voor zover thans van belang, wordt in afwijking van de artikelen 2:1 en 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het hoger beroep ingesteld door de vreemdeling in persoon, zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn bijzondere gemachtigde of een advocaat, indien deze verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Ingevolge artikel 85, derde lid, van de Vw 2000, wordt het hoger beroep niet ontvankelijk verklaard, indien niet is voldaan aan enig bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het hoger beroep. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.
2.2. Van een gebrek in vorenbedoelde zin is sprake, indien de advocaat die het hoger beroepschrift heeft ondertekend niet de in artikel 70, eerste lid, van de Vw 2000 gebezigde bewoordingen heeft gevolgd en met name niet heeft vermeld dat de volmacht betrekking heeft op het instellen van het hoger beroep. Naar hun aard immers vergen formele ontvankelijkheidsvereisten een uniforme en strikte toepassing, opdat geen afbreuk wordt gedaan aan de gelijkheid wat betreft de toegang tot de appèlrechter.
2.3. De eerste bladzijde van het uitsluitend per faxbericht verzonden hoger-beroepschrift is onvolledig ontvangen. Uit deze bladzijde noch uit de overige bladzijden van het hoger-beroepschrift blijkt dat degene die het heeft ondertekend, bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep.
2.4. Het hoger beroep is, gelet op voormelde wettelijke bepalingen, dientengevolge kennelijk niet ontvankelijk.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.E.C.M. van Roosmalen, ambtenaar van Staat.
w.g. Lubberdink
Lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Roosmalen
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2007
53-558.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak