ECLI:NL:RVS:2007:BA6594
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- H. Troostwijk
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep wegens ontbreken naam in beroepschrift
In deze zaak heeft de Raad van State op 29 mei 2007 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van appellante, aangeduid als G. NN P11402 V 070321 0915. De zaak betreft een beroep tegen een uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, die op 13 april 2007 het beroep van appellante tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie niet ontvankelijk had verklaard. Dit besluit betrof de vreemdelingenbewaring van appellante, die op 21 maart 2007 was opgelegd.
De Raad van State oordeelde dat appellante als indiener van het hoger-beroepschrift moet worden aangemerkt in de zin van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat een beroepschrift de naam van de indiener bevat. Aangezien appellante niet aan dit vereiste voldeed, kon de Raad van State, in overeenstemming met artikel 85, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank had in dit geval niet de mogelijkheid om een niet-ontvankelijkverklaring achterwege te laten, zoals eerder was overwogen.
De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan de formele vereisten voor het indienen van een beroepschrift. De Raad van State concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, en verklaarde het hoger beroep niet ontvankelijk. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 mei 2007.