200608656/1.
Datum uitspraak: 6 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
Bij besluit van 10 juli 2006 heeft de gemeenteraad van Zwolle, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 juni 2006, het bestemmingsplan "Zwolle-Zuidwest" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 11 oktober 2006, kenmerk RWB/2006/2330, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben appellant sub 1 bij brief van 29 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 30 november 2006, en appellanten sub 2 bij brief van 1 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 13 februari 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten sub 2. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 mei 2007, waar appellant sub 1, in persoon en bijgestaan door mr. drs. R. Lagerweij, en appellanten sub 2, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Zwolle, vertegenwoordigd door G. Tromp, ambtenaar van de gemeente.
Verweerder is, met bericht, niet ter zitting verschenen.
2.1. Ingevolge de artikelen 54, tweede lid, aanhef en onder d, en 56, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) en artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 27 van de WRO, kan beroep slechts worden ingesteld tegen het goedkeuringsbesluit van het college van gedeputeerde staten door de belanghebbende die tijdig tegen het ontwerp-plan een zienswijze bij de gemeenteraad naar voren heeft gebracht en tegen het vastgestelde plan tijdig bedenkingen bij het college van gedeputeerde staten heeft ingebracht. Dit is slechts anders indien een belanghebbende redelijkerwijs niet kan worden verweten dat hij niet tijdig een zienswijze en niet tijdig bedenkingen naar voren heeft gebracht.
2.2. De beroepen van appellanten zijn gericht tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan voor zover dat betrekking heeft op gronden van de Buurtschap IJsselzone Zwolle. Appellanten hebben geen zienswijze tegen het ontwerp-plan ingebracht bij de gemeenteraad, noch bedenkingen tegen het vastgestelde plan ingebracht bij verweerder. Verweerder heeft het plan goedgekeurd, zodat appellanten alleen een recht tot het instellen van beroep hebben als zij als belanghebbenden kunnen aantonen dat zij redelijkerwijs niet in staat zijn geweest een zienswijze en bedenkingen in te brengen.
2.3. Appellanten betogen dat zij redelijkerwijs niet in staat zijn geweest om zienswijzen en bedenkingen in te brengen, omdat bij de aanduiding van het plangebied in de publicaties van de terinzagelegging van het ontwerp-plan en van het vastgestelde plan is vermeld dat het plangebied aan de zuid(west)zijde wordt begrensd door de Buurtschap IJsselzone.
Daardoor veronderstelden appellanten dat de Buurtschap IJsselzone buiten het plangebied lag. Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat een deel van de gronden van de Buurtschap IJsselzone op blad 3, 4, 5 en 7 van de plankaart staat vermeld als behorend tot het plangebied.
2.4. Ingevolge artikel 23, eerste lid, artikel 26 en artikel 28, zesde lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 3:12 van de Awb, kan bij de openbare kennisgeving voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerp-plan of het vastgestelde plan worden volstaan met het vermelden van de zakelijke inhoud. Hieronder wordt blijkens de uitspraak van de Afdeling van 17 december 2003, zaaknummer
200206487/1, onder meer begrepen de aanduiding van het gebied waarop het plan betrekking heeft.
Indien niet de precieze grens van het plangebied wordt vermeld, ligt het op de weg van appellanten om zich nader te doen informeren over de begrenzing van het plangebied.
In de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerp-plan en van het vastgestelde plan is, voor zover hier van belang, vermeld dat het plan in hoofdzaak voorziet in een juridisch planologische regeling voor de bestaande situatie en dat het plangebied in hoofdzaak wordt begrensd door de IJsselallee aan de noordzijde, de spoorlijn Zwolle-Deventer aan de oostzijde, de buurtschap IJsselzone aan de zuid(west)zijde en de Burgemeester van Walsumlaan en de Campus aan de westzijde.
Deze kennisgeving voldoet als zodanig aan het bepaalde in voornoemde wetsartikelen, nu daarin de zakelijke inhoud van het plan is vermeld en een aanduiding van het gebied waarop het plan betrekking heeft is gegeven.
Uit de bewoordingen 'in hoofdzaak', waaraan in het gewone spraakgebruik de betekenis van 'voornamelijk' toekomt, hadden appellanten dienen te begrijpen dat in de publicatie de exacte begrenzing van het plangebied niet was gegeven. Zij hadden zich daarover nader moeten laten informeren.
Nu zij dat hebben nagelaten dient de veronderstelling dat de desbetreffende gronden buiten het plangebied vielen, voor rekening van appellanten te blijven en is het niet indienen van zienswijzen en bedenkingen niet verschoonbaar.
2.5. De beroepen van appellanten zijn niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van A.C. Rop, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Rop
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2007