In deze zaak heeft de Raad van State op 1 juni 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de uitvoer van afvalstoffen naar China. Verzoekster, Europe Metals B.V., had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, die bezwaar had gemaakt tegen het voornemen van verzoekster om afvalstoffen met het kenmerk NL119245 uit te voeren naar China. Dit bezwaar was gebaseerd op de Verordening 259/93/EEG, die toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen regelt. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 mei 2007, waarbij zowel verzoekster als verweerder vertegenwoordigd waren door hun advocaten.
De Voorzitter overwoog dat de kennisgevingsprocedure in dit geval niet kon worden omzeild, ondanks de argumenten van verzoekster dat de afvalstoffen op de groene lijst staan en dat de verwerking in China plaatsvindt bij een dochterbedrijf van een Amerikaans moederbedrijf. De Voorzitter was van mening dat er onvoldoende duidelijkheid was over de relatie tussen de Amerikaanse onderneming en de Chinese verwerker, wat essentieel is voor de toepassing van de Verordening. De procedure leent zich niet voor het beantwoorden van principiële vragen over de reikwijdte van het begrip 'ontvanger' in de Verordening.
Uiteindelijk heeft de Voorzitter, na afweging van de betrokken belangen, besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de kennisgevingsprocedure en de noodzaak om te voldoen aan de vereisten van de Verordening bij de uitvoer van afvalstoffen.