200701636/2.
Datum uitspraak: 31 mei 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Pazo B.V.", gevestigd te Langeveen, gemeente Tubbergen,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
Bij besluit van 6 juni 2006 heeft de gemeenteraad van Tubbergen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 mei 2006, het bestemmingsplan "Buitengebied 2006" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 23 januari 2007, kenmerk 2007/0028739, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 20 maart 2007, bij de Raad van State ingekomen op 21 maart 2007, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 mei 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door G.J. Hendriksen, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. E. Munneke, ambtenaar van de provincie, is verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Tubbergen, vertegenwoordigd door A.W.M. Staarink en D. Bonenkamp, ambtenaren van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verzoekster stelt dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" dat betrekking heeft op het perceel Almeloseweg 57/59 (hierna: het perceel), omdat het pand op het perceel feitelijk is verdeeld in twee aparte woningen en reeds jarenlang als zodanig in gebruik is. Indien op het perceel al niet de bouw van twee woningen mogelijk moet worden gemaakt, dan zou het plan in ieder geval het gebruik van het op het perceel aanwezige pand ten behoeve van twee huishoudens mogelijk moeten maken. Verzoekster heeft verzocht om schorsing van het bestreden besluit voor zover het betreft de goedkeuring van de bestemming van het perceel, nu zij in de afrondende fase zit van de onderhandelingen met twee partijen over de verhuur van de twee wooneenheden in het pand. Voorts is zij van mening dat sprake is van spoedeisend belang nu zij in het kader van de aangifte ten behoeve van de vennootschapsbelasting behoefte heeft aan duidelijkheid omtrent de waarde van het pand.
2.3. Verweerder heeft het plandeel niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. Weliswaar is in het begin van de jaren '60 van de vorige eeuw ten behoeve van de toenmalige bewoners van het pand vergunning verleend voor het intern verbouwen van het pand ten behoeve van een inwoningssituatie, zo stelt verweerder, doch dit doet volgens hem niet af aan het feit dat het één woning betreft.
2.4. Uit de stukken is gebleken dat ook onder het voorheen geldende plan op het perceel slechts één woning was toegestaan. Gelet hierop kan schorsing van het bestreden besluit, voor zover door verzoekster bestreden, niet ertoe leiden dat op het perceel twee woningen zijn toegestaan. Voor zover het verzoek ertoe strekt dat ten aanzien van het perceel een zodanige voorziening wordt getroffen dat het plan geacht wordt te voorzien in de door verzoekster gewenste mogelijkheid voor twee woningen, overweegt de Voorzitter dat het treffen van een dergelijke voorziening in afwachting van de uitspraak van de Afdeling op het beroep van verzoekster een te verstrekkend karakter heeft, aangezien het scheppen van die mogelijkheid ook met de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden bewerkstelligd.
2.5. Uit de stukken is verder gebleken dat het voorheen geldende plan evenmin het gebruik van het pand ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens toeliet. Schorsing van het bestreden besluit kan er derhalve niet toe leiden dat het is toegestaan het pand op voornoemde wijze te gebruiken. Ook het treffen van een zodanige voorziening dat het plan, in afwachting van de uitspraak van de Afdeling op het beroep van verzoekster, geacht wordt te voorzien in de door verzoekster gewenste mogelijkheid tot gebruik van het pand ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens heeft een te verstrekkend karakter aangezien ook het scheppen van die mogelijkheid met die uitspraak niet kan worden bewerkstelligd.
2.6. Dit leidt tot het oordeel dat van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening vereist, geen sprake is. Het verzoek daartoe dient derhalve te worden afgewezen.
Overigens heeft de gemeenteraad ter zitting toegezegd dat tegen het gebruik van het pand op het perceel Almeloseweg 57/59 ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens niet handhavend zal worden opgetreden. Voorts is verzoekster gewezen op de mogelijkheid om vrijstelling te verzoeken van de op het perceel van toepassing zijnde voorschriften ten behoeve van de huisvesting van twee huishoudens in één woning.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven w.g. Broekman
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2007