ECLI:NL:RVS:2007:BA6009

Raad van State

Datum uitspraak
30 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608188/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inhaalverbod op provinciale weg N 310 in Barneveld

Op 30 mei 2007 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland. Dit besluit, genomen op 13 september 2005, hield een inhaalverbod in voor het traject van de provinciale weg N 310 tussen hectometer 67,5 en 75,5 in de gemeente Barneveld, met uitzondering van bepaalde wegvakken. De appellanten, waaronder de Garderense Ondernemers Vereniging en andere lokale belangenorganisaties, waren van mening dat dit inhaalverbod hun belangen als ondernemers en bewoners zou schaden.

De rechtbank Arnhem had eerder, op 2 oktober 2006, het beroep van de appellanten ongegrond verklaard. De appellanten stelden dat het inhaalverbod de functie van de N 310 als ontsluitingsweg aantastte en dat dit negatieve gevolgen had voor hun economische belangen. Tijdens de zitting op 25 april 2007 werden de appellanten vertegenwoordigd door hun advocaat en een bestuurslid van de Regio Belangenvereniging Midden Veluwe, terwijl het college werd vertegenwoordigd door twee ambtenaren.

De Afdeling bestuursrechtspraak overwoog dat de belangen van de appellanten niet rechtstreeks door het inhaalverbod werden geraakt. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de bereikbaarheid van de kernen waarin de leden van de verenigingen hun activiteiten uitoefenen niet in geding was. De Afdeling bevestigde dat de doelstellingen van de appellanten te algemeen waren geformuleerd om aan te nemen dat zij door het besluit rechtstreeks werden getroffen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200608188/1.
Datum uitspraak: 30 mei 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
De vereniging "Garderense Ondernemers Vereniging", gevestigd te Garderen, gemeente Barneveld, en andere,
appellanten,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/2076 van de rechtbank Arnhem van 2 oktober 2006 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2005 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college), voor zover thans van belang, een inhaalverbod ingesteld over het traject van de provinciale weg N 310 tussen hectometer 67,5 en 75,5 in de gemeente Barneveld, met uitzondering van het wegvak tussen hectometer 71,1 en 72,2 en het wegvak tussen hectometer 68,2 en 69,0.
Bij besluit van 7 maart 2006 heeft het college het door appellanten daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 2 oktober 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door appellanten daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 10 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 december 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 4 januari 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 april 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. U.T. Hoekstra, advocaat te Middelburg, en [bestuurslid] van de Regio Belangenvereniging Midden Veluwe, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.A.W. Jacobse en ing. H. Willekes, beiden werkzaam bij de provincie Gelderland, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog nadere stukken in het geding gebracht.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 8:1, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 1:2, derde lid, worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
2.2.    De Afdeling stelt vast dat de Regio Belangenvereniging Midden Veluwe in hoger beroep is gekomen tegen de uitspraak van de rechtbank van 2 oktober 2006 namens:
1)    De Garderense Ondernemers Vereniging
2)    Plaatselijk Belang voor Garderen en omgeving
3)    Ondernemers Vereniging Kootwijkerbroek
4)    Stroese Ondernemersvereniging "De Stroot"
5)    Plaatselijk Belang Stroe
6)    Buurtvereniging "Speuld en omstreken"
7)    Harskamps Belang
8)    Winkeliersvereniging Kootwijkerbroek
2.3.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, onder meer in haar uitspraak van 2 november 2005 in zaak no.
200503086/1(AB 2005, 439), moet het bij de belangen van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb, gaan om een aan de statutaire doelstelling ontleend collectief belang, dat door een besluit direct wordt of dreigt te worden aangetast.
2.4.    De statuten van de appellanten, voor zover overgelegd, luiden, voor zover thans van belang, als volgt:
Voor de Garderense Ondernemers Vereniging:
"Het doel en grondslag van de vereniging zijn:
a)    het behartigen van de materiële en immateriële belangen van de zelfstandige ondernemers en ondernemingen in het kleine en middelgrote bedrijf en beroep in de gemeente Barneveld (…) uitgaande van de particuliere ondernemingsgewijze produktie en distributie van goederen en diensten."
Voor Plaatselijk Belang voor Garderen en Omgeving:
"De vereniging stelt zich ten doel het leefmilieu in Garderen en naaste omgeving te bevorderen en voorts die belangen te behartigen, welke kunnen bijdragen tot nut van de plaats."
Voor de Ondernemers Vereniging Kootwijkerbroek:
"De vereniging heeft ten doel: het behartigen van de belangen van ondernemers in Kootwijkerbroek."
Voor Stroese Ondernemersvereniging "De Stroot":
"De vereniging heeft tot doel: de gemeenschappelijke belangen van de leden zonodig en mogelijk te behartigen."
Voor Plaatselijk Belang Stroe:
"De vereniging stelt zich ten doel de belangen van Stroe te behartigen op ieder gebied."
Voor Buurtvereniging "Speuld en Omstreken":
"Het doel van de vereniging is het behartigen van de algemene belangen van de buurtschappen Speuld, De Beek, Houtdorp, Drie, Staverden en Leuvenum, liggend binnen de gemeente Ermelo."
Voor Harskamps Belang:
"De vereniging heeft ten doel het met terzijdestelling van particuliere belangen en politieke gevoelens, de algemene belangen van de gemeenschap in Harskamp en omgeving te bevorderen, een en ander opgevat in de meest ruime zin."
De Winkeliersvereniging Kootwijkerbroek heeft geen reglement of statuten.
2.5.    Appellanten betogen dat de rechtbank heeft miskend dat het bij het bestreden besluit ingestelde inhaalverbod het functioneren van de N 310 als ontsluitingsweg aantast, waardoor de belangen van ondernemers, winkeliers en omwonenden worden aangetast. Voorts heeft de rechtbank volgens appellanten ten onrechte overwogen dat de kernen waarvan de belangen worden behartigd door de hiervoor onder 2), 5), 6) en 7) genoemde bewonersverenigingen, op ruime afstand zijn gelegen van het weggedeelte waarop het bestreden besluit ziet, zodat de leefbaarheid van deze kernen niet wordt aangetast.
2.6.    Vooropgesteld wordt dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 23 augustus 2006 in zaak no.
200507730/1,(AB 2006, 365), een belangenorganisatie die voor het belang van haar leden opkomt, daarmee opkomt voor een collectief belang, tenzij het tegendeel blijkt.
Met de rechtbank overweegt de Afdeling dat de belangen van de leden van de onder 1), 3) en 4) genoemde ondernemersverenigingen  door het inhaalverbod niet rechtstreeks worden getroffen. Niet is aannemelijk gemaakt dat de (economische) belangen van de ondernemers door het verbod, dat op een relatief kort weggedeelte ziet dat bovendien buiten de kernen is gelegen, direct worden of dreigen te worden aangetast. De functie van de N 310 als ontsluitingsweg wordt door het inhaalverbod immers niet gewijzigd. De door appellanten niet nader onderbouwde stellingen dat de bereikbaarheid van de kernen waarin de verenigingsleden hun economische activiteiten verrichten door het inhaalverbod wordt verminderd en dat het functioneren van de N 310 als ontsluitingsweg door het verbod wordt aangetast, zijn onvoldoende om aan te nemen dat de bereikbaarheid in geding is. Overigens heeft het college zich ter zitting op het standpunt gesteld dat door het verkeersbesluit de doorstroming juist wordt bevorderd.
De rechtbank heeft eveneens met juistheid overwogen, dat de hiervoor onder 2) genoemde bewonersvereniging door het inhaalverbod niet rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. Niet valt in te zien op welke wijze de belangen van deze appellante, zoals omschreven in de statuten, direct worden of dreigen te worden aangetast door het bestreden besluit. De doelstellingen van de onder 5), 6) en 7) genoemde verenigingen zijn te algemeen geformuleerd om aan te nemen dat zij door het bestreden besluit rechtstreeks worden getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigen. Dat het inhaalverbod het leefmilieu van Garderen en naaste omgeving aantast is, gelet op de hiervoor aangegeven aard en strekking van het besluit, niet aannemelijk geworden.
2.7.    Met betrekking tot de winkeliersvereniging Kootwijkerbroek wordt eveneens overwogen dat niet valt in te zien op welke wijze zij door het inhaalverbod rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt.
2.8.    Tot slot wordt overwogen dat ook de omstandigheid dat appellanten gebruik hebben gemaakt van de door het college geboden mogelijkheid om tijdens een inspraakavond hun mening te geven over het voorgenomen besluit, anders dan appellanten kennelijk menen, er niet toe leidt dat zij als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2 van de Awb bij het inhaalverbod kunnen worden aangemerkt.
2.9.    Het hoger beroep is ongegrond, de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.10.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena                                 w.g. Molenaar
Lid van de enkelvoudige kamer                   ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 30 mei 2007
369-546.