ECLI:NL:RVS:2007:BA5573

Raad van State

Datum uitspraak
4 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702962/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D. Roemers
  • E.J.J.M. van Tielraden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Griekenland

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 4 mei 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, die op 29 maart 2007 had geoordeeld dat de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de Staatssecretaris ten onrechte was afgewezen. De rechtbank had de Staatssecretaris opgedragen om opnieuw op de aanvraag te beslissen, met inachtneming van de overwegingen in haar uitspraak.

De Voorzitter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, zoals bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de termijn voor de overdracht van de vreemdeling aan Griekenland uiterlijk op 7 mei 2007 eindigde. Indien er geen voorlopige voorziening zou worden getroffen, zou het hoger beroep van de Staatssecretaris zinledig worden, aangezien de overdracht dan niet meer zou kunnen plaatsvinden. De Voorzitter besloot daarom het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen, waarbij de behandeling van de bodemprocedure zou worden bespoedigd en de termijn voor de overdracht aan Griekenland zou worden opgeschort.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van de betrokken partijen in asielprocedures, vooral in situaties waarin tijdsdruk een cruciale rol speelt. De beslissing van de Voorzitter biedt de Staatssecretaris de mogelijkheid om zijn hoger beroep af te wachten zonder dat de vreemdeling onmiddellijk aan Griekenland hoeft te worden overgedragen, wat kan bijdragen aan een rechtvaardige behandeling van de asielaanvraag.

Uitspraak

200702962/2.
Datum uitspraak: 4 mei 2007
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak in de zaak nos. AWB 07/3697 en 07/3698 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 29 maart 2007 in de gedingen tussen:
[de vreemdeling],
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 januari 2007 heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 29 maart 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris opnieuw beslist op de aanvraag met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 26 april 2007, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de hoger-beroepsprocedure opschortende werking heeft, zodat de termijn, als bedoeld in artikel 20 van de Verordening (EG) Nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: de Verordening), waarbinnen overdracht van de vreemdeling aan Griekenland uiterlijk dient te geschieden, wordt opgeschort.
2.2. Gebleken is van onverwijlde spoed, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, nu de termijn waarbinnen de overdracht uiterlijk dient plaats te vinden eindigt op 7 mei 2007 en voordien geen uitspraak op het door de staatssecretaris ingestelde hoger beroep zal worden gedaan. Nu dit hoger beroep zonder dat de verzochte voorziening wordt getroffen zinledig zal worden, omdat geen overdracht aan Griekenland meer zal kunnen plaatsvinden, komt het verzoek op na te melden wijze voor toewijzing in aanmerking. Daartoe wordt mede in aanmerking genomen dat de behandeling van de bodemprocedure zal worden bespoedigd en de termijn van artikel 20, eerste lid, aanhef en onder d, van de Verordening wordt opgeschort met ingang van de dag na bekendmaking van deze uitspraak.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat aan het hoger beroep van de staatssecretaris opschortende werking, als bedoeld in artikel 20, eerste lid, aanhef en onder d, van de Verordening, wordt verleend, totdat hierop is beslist.
Aldus vastgesteld door mr. D. Roemers, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.J.J.M. van Tielraden, ambtenaar van Staat.
w.g. Roemers
Voorzitter
w.g. Van Tielraden
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2007
156-513.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak