ECLI:NL:RVS:2007:BA5537
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins de Vin
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en afwijking van de pardonregeling
In deze zaak heeft de Raad van State op 8 mei 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling die in vreemdelingenbewaring was gesteld. De staatssecretaris van Justitie had na de inbewaringstelling van de appellant beoordeeld of er aanleiding was om de maatregel op te heffen in het licht van de nog vast te stellen pardonregeling. De staatssecretaris heeft echter afgeweken van zijn vaste gedragslijn, die voorschrijft dat vreemdelingen die voldoen aan bepaalde voorwaarden niet in bewaring worden gesteld of, indien zij al in bewaring zijn, niet langer in bewaring worden gehouden. De rechtbank had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, maar de Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris niet voldoende had onderbouwd waarom de maatregel van bewaring in dit geval rechtmatig was. De Raad concludeerde dat de maatregel van bewaring van aanvang af onrechtmatig was, omdat de staatssecretaris niet had voldaan aan de voorwaarden die in het regeerakkoord waren vastgesteld. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de appellant gegrond. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding aan de appellant en vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van het volgen van de vastgestelde gedragslijnen en de noodzaak voor de staatssecretaris om tijdig te beoordelen of vreemdelingen onder de pardonregeling vallen.