ECLI:NL:RVS:2007:BA5208

Raad van State

Datum uitspraak
16 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608070/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vergunning voor vleesvarkenshouderij op basis van milieuwetgeving

In deze zaak heeft de Raad van State op 16 mei 2007 uitspraak gedaan over een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek. Dit college had op 19 september 2006 een vergunning verleend voor een vleesvarkenshouderij, gelegen op een specifiek perceel. De vergunning was verleend op basis van artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Appellanten, bewoners van de omgeving, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld, omdat zij van mening waren dat de vergunning niet in overeenstemming was met de geldende milieuwetgeving.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de vergunning was verleend voor het houden van 960 vleesvarkens in een stal met een Groen Labelstalsysteem en 1.021 vleesvarkens in twee stallen met een traditioneel stalsysteem. Appellanten voerden aan dat in de stallen niet de beste beschikbare technieken werden toegepast, wat volgens hen noodzakelijk was om de emissie van schadelijke stoffen te reduceren. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders, betoogde echter dat de nieuwe stal met het Groen Labelsysteem wel degelijk de beste beschikbare technieken toepaste.

De Raad van State oordeelde dat, hoewel de nieuwe stal aan de eisen voldeed, de bestaande stallen dat niet deden. Dit was in strijd met artikel 8.10 van de Wet milieubeheer, dat vereist dat de vergunning geweigerd moet worden als niet de beste beschikbare technieken worden toegepast. De Raad van State heeft daarom het besluit van het college vernietigd en bepaald dat de gevraagde vergunning voor de vleesvarkenshouderij wordt geweigerd. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

200608070/1.
Datum uitspraak: 16 mei 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2006, heeft verweerder aan [vergunninghoudster] een vergunning, als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer, verleend voor een vleesvarkenshouderij, gelegen op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 27 september 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 24 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 7 november 2006, beroep ingesteld.
Van verweerder is op 27 december 2007 een verweerschrift ontvangen.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 april 2007, waar appellanten, van wie [gemachtigden] in persoon, deze laatste en anderen van appellanten bijgestaan respectievelijk vertegenwoordigd door mr. H.J. Kastein, advocaat te Zevenaar, en verweerder, vertegenwoordigd door F.T.J.M. Hakvoort, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. B. Nijman, advocaat te Wageningen, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij het bestreden besluit is krachtens de Wet milieubeheer een revisievergunning verleend voor het houden van 960 vleesvarkens in een stal met een Groen Labelstalsysteem en 1.021 vleesvarkens in twee stallen met een traditioneel stalsysteem.
Voor de inrichting is eerder bij besluit van 22 september 1992 krachtens de Hinderwet een oprichtingsvergunning verleend voor het houden van 1.020 vleesvarkens in twee stallen met een traditioneel stalsysteem.
2.2.    Appellanten voeren aan dat in de stallen van de inrichting niet de beste beschikbare technieken worden toegepast. Volgens hen zijn stalsystemen beschikbaar die een reductie van de emissie van ammoniak, stank, stof en geluid met zich brengen.
2.2.1.    Verweerder betoogt dat in de nieuwe, met een Groen Labelsysteem uitgeruste stal de beste beschikbare technieken worden toegepast. Ten aanzien van de bestaande, traditionele stallen overweegt hij dat hierin niet de beste beschikbare technieken worden toegepast, maar dat dit vooralsnog ook niet is vereist. Hiertoe zoekt hij aansluiting bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (hierna: het Besluit). Hoewel het Besluit nog niet in werking is getreden, kan volgens verweerder worden uitgegaan van de daarin opgenomen overgangstermijnen voor bestaande stallen wat het overschakelen op emissiearmesystemen betreft.
2.2.2.    Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Het tweede lid, aanhef en onder a, van dit artikel bepaalt dat de vergunning in ieder geval wordt geweigerd indien door verlening daarvan niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.
Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, van de Wet milieubeheer kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden in het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu aan de vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk - bij voorkeur bij de bron - te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Uit artikel 8.11, tweede en derde lid, volgt dat de vergunning moet worden geweigerd indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.
Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bepalingen komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe.
2.2.3.    De Afdeling ziet in hetgeen appellanten hebben aangevoerd, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat in de nieuwe stal niet de in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.
Niet in geschil is dat in de bestaande stallen niet de in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Gezien artikel 8.10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer moet de vergunning ook worden geweigerd indien in de bestaande stallen waarop de aanvraag betrekking heeft, niet de in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast. Dit heeft verweerder miskend. De Afdeling ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. De Afdeling zal op de hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.4.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek van 19 september 2006;
III.    weigert de gevraagde vergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer voor een vleesvarkenshouderij op het perceel [locatie] te [plaats];
IV.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Oude IJsselstreek aan appellanten onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI.    gelast dat de gemeente Oude IJsselstreek aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, Voorzitter, en mr. H.P.J.A.M. Hennekens en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld                    w.g. Timmerman
Voorzitter                          ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2007
431