ECLI:NL:RVS:2007:BA5202

Raad van State

Datum uitspraak
7 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200700822/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • C. Taal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Aartswoud, De Weere en De Gouwe

Op 20 april 2006 heeft de gemeenteraad van Opmeer het bestemmingsplan "Aartswoud, De Weere en De Gouwe" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verzoekers op 1 februari 2007 beroep ingesteld bij de Raad van State. Op 16 februari 2007 hebben zij de Voorzitter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek op 24 april 2007 ter zitting behandeld, waarbij verzoekers vertegenwoordigd waren door hun gemachtigde, mr. ing. A.E. Noordhuis, en verweerder door mr. L.E.A.M. Grapperhaus, ambtenaar van de provincie. Ook de gemeenteraad van Opmeer was aanwezig, vertegenwoordigd door M.D. van der Ros.

De Voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Verzoekers stelden dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" aan de [locatie 1] te [plaats] onterecht was verleend, omdat dit hun uitbreidingsmogelijkheden voor de melkveestal zou belemmeren. Ter zitting werd gesteld dat een bouwaanvraag voor de uitbreiding van de woning aan de [locatie 1] spoedig verwacht kon worden, wat een spoedeisend belang rechtvaardigde.

De Voorzitter concludeerde dat er twijfel bestond over de afweging van de bestemming van het perceel en de bouwrechten van verzoekers. Gezien de onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden", besloot de Voorzitter het verzoek toe te wijzen. De beslissing hield in dat het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 19 december 2006, voor zover het de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" betreft, werd geschorst. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en het griffierecht aan verzoekers.

Uitspraak

200700822/2.
Datum uitspraak: 7 mei 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 april 2006 heeft de gemeenteraad van Opmeer het bestemmingsplan "Aartswoud, De Weere en De Gouwe" vastgesteld.
Bij besluit van 19 december 2006, kenmerk AZRO/MR2005, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 1 februari 2007, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 1 februari 2007, beroep ingesteld.
Bij brief van 16 februari 2007, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op 16 februari 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 april 2007, waar verzoekers, in persoon en bijgestaan door mr. ing. A.E. Noordhuis, gemachtigde, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. L.E.A.M. Grapperhaus, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Opmeer, vertegenwoordigd door M.D. van der Ros, ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" aan de [locatie 1] te [plaats] en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van dit plandeel te voorkomen. Daartoe voeren zij onder meer aan dat uitbreiding van hun melkveestal alsmede herbouw van hun melkveestal na een calamiteit door de bestemming van dit plandeel onmogelijk wordt gemaakt.
2.3.    Ter zitting hebben verzoekers gesteld dat een bouwaanvraag voor de uitbreiding van de woning aan de [locatie 1] spoedig verwacht kan worden. Gelet hierop en op het verhandelde ter zitting acht de Voorzitter, anders dan door verweerder betoogd, een spoedeisend belang in zoverre aanwezig, zodat in het navolgende zal worden onderzocht of aanleiding bestaat tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4.    Aan verzoekers is op grond van het vorige bestemmingsplan in december 2005 bouwvergunning verleend voor de bouw van een melkveestal met bedrijfswoning op de gronden gelegen tussen de [locatie 1] en [locatie 2] te [plaats]. Blijkens de stukken is deze bouwvergunning inmiddels onherroepelijk geworden en hebben verzoekers reeds een aanvang gemaakt met de bouw van de desbetreffende melkveestal. Deze bouwrechten, die aan verzoekers op grond van het vorige plan zijn toegekend, zijn in het voorliggende plan overgenomen.
2.5.    Ter zitting is gebleken dat in het kader van milieuwetgeving een afstand van minimaal 50 meter in acht dient te worden gehouden tussen woningen en het dichtstbijzijnde emissiepunt van de voorziene melkveestal. In het vorige bestemmingsplan werd aan deze afstand voldaan. Anders dan in het vorige bestemmingsplan is in het voorliggende plan aan het gehele perceel aan de [locatie 1] - inclusief aan het voormalig winkelpand op dit perceel en de daarbij behorende schuur - de bestemming "Woondoeleinden" toegekend, hetgeen het woongedeelte aan de [locatie 1] thans op een afstand van ongeveer 45 meter van het dichtstbijzijnde emissiepunt van de voorziene melkveestal brengt. Gelet hierop is bij de Voorzitter twijfel ontstaan of de bestemming die is toegekend aan het gehele perceel aan de [locatie 1] voldoende is afgewogen tegen de bouwrechten van verzoekers. In verband hiermee ziet de Voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" gelegen aan de [locatie 1], reeds hierom aanleiding het verzoek toe te wijzen en de hierna vermelde voorlopige voorziening te treffen. Hetgeen verzoekers overigens hebben aangevoerd behoeft thans geen bespreking.
2.6.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 19 december 2006, kenmerk AZRO/MR2005, voor zover het de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Woondoeleinden" gelegen aan de [locatie 1] te [plaats] betreft;
II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 672,63 (zegge: zeshonderdtweeënzeventig euro en drieënzestig eurocent), waarvan € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig) toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Holland aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III.    gelast dat de provincie Noord-Holland aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel                                            w.g. Taal
Voorzitter                                          ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 mei 2007
317-522.