ECLI:NL:RVS:2007:BA4353
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins de Vin
- A.W.M. Bijloos
- E. de Groot
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake verblijfsvergunning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, die op 25 januari 2006 een besluit van de minister van Vreemdelingenzaken en Integratie had vernietigd. De minister had in een brief van 6 november 2003 aan de vreemdeling meegedeeld dat er niet inhoudelijk op zijn procedure kon worden ingegaan, omdat zonder diens toestemming geen gegevens aan derden konden worden verstrekt. De vreemdeling had hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde echter dat de minister een nieuw besluit moest nemen, wat leidde tot het hoger beroep van de staatssecretaris.
De Raad van State oordeelde dat de brief van 17 juli 2003, waarin door Vluchtelingenwerk AZC een verzoek werd gedaan om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid van de minister, niet als een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden beschouwd. De Raad concludeerde dat de minister terecht het bezwaar van de vreemdeling niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de brief van 6 november 2003 geen besluit in de zin van de Awb was. De grieven van de staatssecretaris werden gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd. De Raad verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 april 2007. De betrokken rechters waren H.G. Lubberdink als voorzitter, en M.G.J. Parkins de Vin en A.W.M. Bijloos als leden, met E. de Groot als ambtenaar van Staat.