200604334/1.
Datum uitspraak: 24 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht,
appellant,
tegen de uitspraak in de zaken nos. AWB 05/1457, 05/1490 en 05/1559 van de rechtbank Dordrecht van 28 april 2006 in het geding tussen:
[wederpartijen], de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid "PMN Holding B.V.", "PMN Exploitatie B.V." en de commanditaire vennootschap "Parkeer Management Nederland C.V.", thans genaamd "P1 Off Street B.V.", "P1 Off Street Exploitatie B.V." en "Parkeer Management Nederland C.V.", alsmede de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Rodamco Nederland B.V.",
Bij besluit van 31 mei 2005 heeft appellant (hierna: het college) besloten tot uitbreiding van het autoluwe gebied in de binnenstad van de gemeente Dordrecht en daartoe de verkeersbesluiten van 23 juli 2002 en 3 juni 2003 gewijzigd.
Bij besluit van 10 november 2005 heeft het college de door [wederpartijen], PMN Holding B.V., PMN Exploitatie B.V. en Parkeer Management Nederland C.V. (hierna: PMN) en Rodamco Europe, daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 april 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door Rodamco Nederland B.V. ingestelde beroep niet-ontvankelijk en de daartegen door [wederpartijen] en PMN ingestelde beroepen gegrond verklaard en het bestreden besluit op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 8 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 7 juli 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brieven van respectievelijk 14 augustus 2006, 6 september 2006 en 15 september 2006 hebben [wederpartijen], Rodamco Nederland B.V. en Rodamco Nederland Winkels B.V. en P1 Off Street B.V., P1 Off Street Exploitatie B.V. en Parkeer Management Nederland C.V. (hierna: P1) van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door N.J. van Klinken, E.M. Pronk en G.W. Slager, allen werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts zijn als belanghebbende [wederpartijen], vertegenwoordigd door W.T.J. Abbenhuys, en P1, vertegenwoordigd door mr. F. Hendriksen, advocaat te Den Haag, daar gehoord. De maatschap Beleggingsfonds Nederland, de rechtsopvolger van Rodamco Nederland B.V., is niet verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de Wvw 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot het verzekeren van de veiligheid op de weg, het beschermen van weggebruikers en passagiers, het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan en het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van verkeer.
Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de Wvw 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Wvw 1994, voor zover hier van belang, geschiedt de plaatsing of verwijdering van verkeerstekens en onderborden krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Wvw 1994 geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wvw 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat, gelet op de samenhang met het door haar vernietigde besluit op bezwaar betreffende de bouwvergunning voor een woon- winkelgebouw met parkeergarage op het perceel Achterom (oostzijde) Bagijnhof, de beweegredenen voor het nemen van het onderhavige verkeersbesluit zijn komen te vervallen. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de relevante feiten en omstandigheden en de af te wegen belangen.
2.3. Het betoog van het college dat de rechtbank ten onrechte de beroepen van [wederpartijen] en van P1 ontvankelijk heeft verklaard, moet worden verworpen.
2.3.1. De Afdeling is, gelet op de inhoud en de ondertekening van het beroepschrift van [wederpartijen], met de rechtbank van oordeel dat de verwijzing in het beroepschrift naar een bewonerscommissie Lombardgebied niet aldus moet worden opgevat dat het beroep niet is ingediend door [wederpartijen]. Nu zij bewoners van het betrokken Lombardgebied zijn, is hun belang rechtstreeks betrokken bij het verkeersbesluit en is hun beroep terecht ontvankelijk geacht.
2.3.2. De rechtbank heeft eveneens terecht overwogen dat, indien wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling van het college, dat het verkeersbesluit geen gevolgen heeft voor de bereikbaarheid van de parkeergarage van P1 omdat de Vest niet zal worden afgesloten, P1 niettemin rechtstreeks belang heeft bij het verkeersbesluit van 31 mei 2005, zijnde exploitant van de parkeergarage Drievriendenhof gelegen aan de Vest waar ter hoogte van de Johan de Wittstraat een flexibel toelatingssysteem zal worden geplaatst.
2.4. Het college heeft voorts samengevat aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat het verkeersbesluit is genomen ter uitvoering van het Verkeersplan Binnenstad model AB+ (hierna: het verkeersplan) en dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat onvoldoende onderzoek is verricht naar de gevolgen van het verkeersbesluit en de daarbij af te wegen belangen.
2.4.1. De Afdeling stelt voorop dat het college bij het nemen van een verkeersbesluit als hier aan de orde een ruime beoordelingsmarge toekomt. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend moeten opstellen en dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften en of sprake is van zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit is kunnen komen.
2.4.2. Blijkens de stukken ligt aan het verkeersbesluit van 31 mei 2005 het verkeersplan ten grondslag, dat op 3 april 2001 is vastgesteld door de gemeenteraad van Dordrecht. Het verkeersplan is opgesteld om door het autoluw maken van de winkel-wandelgebieden en het weren van doorgaand verkeer de bereikbaarheid, de leefbaarheid en het winkelklimaat in de binnenstad van Dordrecht te verbeteren. Met het verkeersbesluit van 31 mei 2005 is beoogd het reeds bestaande autoluwe gebied uit te breiden. Daartoe zal, voor zover thans van belang, op de Johan de Wittstraat ter hoogte van de aansluiting met de Vest een flexibel toelatingssysteem worden geplaatst, zal een vaste afsluiting worden aangebracht voor de Bagijnhof en het Achterom en zal de route Elfhuizen - Lange Breestraat worden opengesteld voor tweerichtingsverkeer.
2.4.3. Uit de stukken en het verhandelde is gebleken dat op de route Elfhuizen - Lange Breestraat, leidend door de binnenstad van Dordrecht, twee bochten zijn gelegen en dat de route een zogeheten krap profiel heeft. Op de Lange Breestraat wordt regelmatig op en naast de rijbaan geladen en gelost door (vracht)verkeer ten behoeve van de aanwezige winkels. Aan weerszijden van de straten zijn langs de gehele route in breedte variërende stoepen. De stoepen grenzen direct aan de gevels van de woningen en winkels.
De verkeersintensiteit op het traject Elfhuizen - Lange Breestraat zal ten gevolge van het verkeersbesluit toenemen van ongeveer 450 verkeersbewegingen per etmaal in de huidige situatie tot 1650 verkeersbewegingen na uitvoering van het verkeersbesluit met een maximale intensiteit van 2000 verkeersbewegingen per etmaal op donderdag en zaterdag. Daarnaast zullen fietsers die niet de hoofdverbinding via de Elfhuizen - Raamstraat nemen, gebruik kunnen maken van deze route alsmede voetgangers die aldaar wonen of het centrum bezoeken. Vrachtwagens langer dan 7,5 meter zullen op deze route niet meer worden toegestaan. De bestaande snelheidsbeperking van 30 kilometer per uur zal gehandhaafd blijven.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vertegenwoordiger van het college bevestigd dat bij de beoordeling welke verkeersstromen over voormelde route, gelet op de breedte van de rijbaan aanvaardbaar is, is aangesloten bij de geadviseerde maten in het document "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom 2004" (hierna: de ASVV 2004) maar dat op een aantal punten, vanwege de situatie ter plaatse, daarvan is afgeweken. Op bladzijde 740 van de ASVV 2004 wordt als benodigde ruimte in de breedte voor een rijdende vrachtauto 3,10 meter geadviseerd. Volgens het voorliggende verkeersbesluit zal alleen op de Elfhuizen, waar de weg 6,50 meter breed is aan die aanbevelingen worden voldaan. De Lombardstraat is 5,50 meter breed. Op de Lange Breestraat is de weg - van gevel tot gevel - ook 5,50 meter breed. Over een lengte van ongeveer drie meter direct na/voor één van de twee bochten en ter hoogte van een uitstekende garagebox, is die breedte in de Lange Breestraat echter slechts 5 meter. De stoep zal op de Elfhuizen aan beide zijden van de rijbaan ongeveer 1,25 meter breed zijn, op de Lombardstraat ongeveer 1,75 meter. Op de Lange Breestraat zal als trottoir een voor het verkeer toegankelijke strook worden aangebracht van ongeveer 0,50 meter met uitzondering van het gedeelte van de uitstekende garagebox waar de strook zal worden onderbroken. Een deel van de parkeerplaatsen op de Lange Breestraat zal worden gehandhaafd, een ander deel wordt aangewezen als laad- en losvoorziening.
Gelet op deze als vaststaand aangenomen gegevens, in het bijzonder de toename van de verkeersintensiteit, het gebruik van de rijbaan door alle verkeerstypen, inclusief vrachtwagens met een lengte tot 7,50 meter, de maatvoering van de rijbaan en de aard en maatvoering van het beschikbare trottoir, het ten dele ontbreken daarvan en de ligging van de uitstekende garagebox vlak voor/na een bocht, is de Afdeling van oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het verkeersbesluit van 31 mei 2005 de verkeersveiligheid van voetgangers en de veiligheid op de weg verzekert, zodat het besluit op bezwaar de hiervoor genoemde terughoudende toetsing in rechte niet kan doorstaan.
De Afdeling deelt derhalve, zij het op andere gronden, het oordeel van de rechtbank dat het besluit op bezwaar waarbij het verkeersbesluit in stand is gehouden, in rechte niet standhoudt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden.
2.6. Het college dient op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak met verbetering van de gronden waar deze op rust;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht tot vergoeding van bij de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid "P1 Off Street B.V. e.a." in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door gemeente Dordrecht aan de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid "P1 Off Street B.V. e.a." onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht tot vergoeding van bij de maatschap "Beleggingsfonds Nederland" in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door gemeente Dordrecht aan de maatschap "Beleggingsfonds Nederland" onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. B.J. van Ettekoven, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van Tuyll van Serooskerken
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2007