200606442/1.
Datum uitspraak: 18 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 06/566 van de rechtbank Roermond van 14 juli 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
Bij besluit van 27 september 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college) appellante vrijstelling en bouwvergunning geweigerd voor het veranderen van een opslagruimte in een vuurwerkopslagruimte op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 7 februari 2006 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 juli 2006, verzonden op 21 juli 2006, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 30 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 31 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 17 oktober 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 april 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door J.J.M. van de Ven en mr. H.G.M. van der Westen, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet in het veranderen van een reeds bestaande opslagruimte, ten behoeve van de opslag en verkoop van vuurwerk door een BoerenBond-winkel.
2.2. Op het perceel rust ingevolge de ter plaatse als bestemmingsplan geldende Bebouwingsvoorschriften, deel uitmakende van het uitbreidingsplan "Nachtegaal" (hierna: het bestemmingsplan), de bestemming "Gronden bestemd om te worden bebouwd met gebouwen ten dienste van transport- en garagebedrijven.
Ingevolge artikel 5 van de voorschriften van het bestemmingsplan geldt voor de als zodanig bestemde gronden dat uitsluitend gebouwen mogen worden opgericht ten dienste van zodanige bedrijven en niet bestemd voor woning, met uitzondering van de noodzakelijke dienstwoningen.
2.3. Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college ten onrechte artikel 5 van de planvoorschriften van toepassing heeft geacht op het onderhavige bouwplan. Hiertoe voert appellante aan dat dit artikel toepassing mist, aangezien het uitsluitend ziet op het oprichten van bebouwing, terwijl het bouwplan voorziet in het verbouwen van een reeds bestaande opslagruimte.
2.3.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat onder het oprichten van bebouwing tevens dient te worden verstaan het veranderen van een bestaand gebouw. Het bouwplan is dan ook in strijd met artikel 5 van de voorschriften van het bestemmingsplan. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, bestaat geen grond voor het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de bouwvergunning terecht is geweigerd.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Van Heusden
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 april 2007