ECLI:NL:RVS:2007:BA2649

Raad van State

Datum uitspraak
11 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608602/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • A.J. Kuipers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en kostenverhaal bij inzameling huishoudelijke afvalstoffen

In deze zaak heeft de Raad van State op 11 april 2007 uitspraak gedaan over een geschil tussen een inwoner van Apeldoorn en het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn. De zaak betreft de toepassing van bestuursdwang door de gemeente, die op 11 september 2006 een vuilniszak met huishoudelijk afval heeft verwijderd die door de appellante nabij een ondergrondse inzamelvoorziening was achtergelaten. De gemeente stelde dat de appellante in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) had gehandeld door de vuilniszak niet via de daarvoor bestemde inzamelvoorziening aan te bieden. De appellante betwistte dit niet, maar voerde aan dat zij door bijzondere omstandigheden niet in staat was om de vuilniszak op de juiste manier aan te bieden. Ze gaf aan dat de inzamelcontainer niet open ging en dat ze door een handicap beperkt was in het tillen van zware voorwerpen.

De Raad van State oordeelde dat de gemeente niet in redelijkheid kon stellen dat er geen bijzondere omstandigheden waren die nopen tot afwijking van het uitgangspunt dat de kosten van bestuursdwang voor rekening van de overtreder komen. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de bestreden beslissing op bezwaar in strijd was met artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht, dat bepaalt dat de overtreder de kosten van bestuursdwang moet betalen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De Raad van State verklaarde het beroep van de appellante gegrond, vernietigde het besluit van de gemeente en herstelde de situatie zoals deze was voor de bestuursdwang. Tevens werd de gemeente opgedragen om het griffierecht aan de appellante te vergoeden.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het erkennen van bijzondere omstandigheden bij de toepassing van bestuursdwang en de kosten daarvan, vooral in situaties waarin de overtreder door persoonlijke omstandigheden niet in staat is om aan de regels te voldoen.

Uitspraak

200608602/1.
Datum uitspraak: 11 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 15 september 2006 heeft verweerder zijn beslissing om op 11 september 2006 bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op schrift gesteld. Daarbij heeft verweerder beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 60,00) voor rekening van appellante komen.
Bij besluit van 17 november 2006, verzonden op dezelfde datum, heeft verweerder het door appellante hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 25 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 29 november 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 17 januari 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 maart 2007, waar verweerder, vertegenwoordigd door R.J.J.M van Huik, ambtenaar van de gemeente, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 4.2.3.5, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Apeldoorn 2001 (hierna: APV), zoals deze onder meer is gewijzigd bij besluiten van de gemeenteraad van Apeldoorn van 14 november 2003 en 14 juni 2004, voor zover hier van belang, is het voor de gebruiker van een perceel ten behoeve waarvan krachtens artikel 4.2.2.3, tweede lid, een inzamelvoorziening voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen is aangewezen, verboden de desbetreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de desbetreffende inzamelvoorziening.
2.2.    De toepassing van bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een vuilniszak met huishoudelijke restafvalstoffen die op 11 september 2006 is aangetroffen nabij de ondergrondse inzamelvoorziening (een zogeheten diftarcontainer) voorzien van nummer 1402 op de Teutonenstraat, te Apeldoorn. Volgens verweerder was deze vuilniszak afkomstig van appellante en heeft zij die in strijd met de APV ter inzameling aangeboden.
2.4    Appellante heeft niet bestreden dat zij een vuilniszak nabij voornoemde inzamelvoorziening ter inzameling heeft aangeboden. Zij heeft bijzondere omstandigheden aangevoerd op grond waarvan het niet redelijk zou zijn dat zij de kosten van bestuursdwang moet betalen. Appellante stelt dat de container niet open ging toen zij haar vuilniszak daarin wilde deponeren. Bovendien kon zij de storing niet melden, omdat de daarvoor aangewezen instantie op zaterdag niet bereikbaar is. Voorts betoogt zij dat zij vanwege een handicap niet meer dan vijf kilogram, niet vaker dan noodzakelijk, mag tillen, zodat zij de vuilniszak niet mee terug naar haar woning kon nemen om deze later opnieuw aan te bieden.
2.5    Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de overtreder de kosten verschuldigd die zijn verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2.6    Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat de container door een verklemming tijdelijk niet functioneerde. Voorts acht de Afdeling het niet onaannemelijk dat appellante is gehinderd door medische beperkingen.
Gezien het samenstel van deze en de overigens uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkende omstandigheden van het onderhavige geval, heeft verweerder zich naar het oordeel van de Afdeling niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die nopen tot afwijking van het uitgangspunt dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang ten laste komen van de overtreder. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.7    Het beroep is gegrond. De bestreden beslissing op bezwaar dient te worden vernietigd. Het primaire besluit van 15 september 2006 moet worden herroepen. De Afdeling zal op de hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.8    Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn van 17 november 2006, kenmerk 003777637;
III.    herroept het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn van 15 september 2006, kenmerk 003764405;
IV.    bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V.    gelast dat gemeente Apeldoorn aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd                w.g. Kuipers
Lid van de enkelvoudige kamer                  ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 april 2007
271-537.