ECLI:NL:RVS:2007:BA2290

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200701970/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. van der Spoel
  • R.J.R. Hazen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring tegen de Staatssecretaris van Justitie

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 maart 2007 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie. De staatssecretaris had op 5 maart 2007 de persoon aangeduid als N.N. in vreemdelingenbewaring gesteld. N.N. had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank 's Gravenhage, die op 19 maart 2007 het beroep gegrond verklaarde en de opheffing van de bewaring beval. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter overwoog dat het verzoek om voorlopige voorziening geen andere strekking had dan te bepalen dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan het bevel van de rechtbank. De Voorzitter stelde vast dat er aanzienlijke kans bestond dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep niet in stand zou blijven, en dat N.N. om principiële redenen weigerde mee te werken aan de vaststelling van zijn nationaliteit en identiteit.

De belangen van de staatssecretaris bij het voortduren van de bewaring werden zwaarder gewogen dan de belangen van N.N. bij beëindiging van de bewaring. De enkele omstandigheid dat de staatssecretaris zijn verzoek niet binnen zes uur na de ontvangst van de uitspraak had ingediend, leidde niet tot een ander oordeel. De Voorzitter besloot daarom dat de staatssecretaris geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200701970/2.
Datum uitspraak: 21 maart 2007
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, vierde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 07/10061 van de rechtbank 's Gravenhage van 19 maart 2007 in het geding tussen:
N.N. PI 1308 M070122 0346,
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 maart 2007 heeft verzoeker (hierna: de staatssecretaris) de persoon aangeduid als N.N. PI 1308 M070122 0346 (hierna: N.N.) in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 19 maart 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door N.N. ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de bewaring bevolen en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 20 maart 2007, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de staatssecretaris de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 20 maart 2007, aangevuld bij brief van 21 maart 2007, heeft N.N. een reactie ingediend.
Bij brief van 21 maart 2007 heeft de staatssecretaris daarop gereageerd.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de staatssecretaris in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan het bevel van de rechtbank. Indien de staatssecretaris gehouden is dat wel te doen, bestaat de aanzienlijke kans dat zulks tot gevolgen leidt die niet dan wel slechts bezwaarlijk zijn te redresseren.
2.2. Geenszins valt uit te sluiten dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven. De Afdeling zal het hoger beroep op korte termijn behandelen. Voorts is gebleken dat N.N. om principiële redenen iedere medewerking aan de vaststelling van zijn nationaliteit en identiteit weigert.
2.3. Onder deze omstandigheden dient aan de belangen van de staatssecretaris bij het vooralsnog voortduren van de bewaring een groter gewicht te worden toegekend dan aan de belangen van N.N. bij de beëindiging daarvan. De enkele omstandigheid dat de staatssecretaris zijn verzoek, anders dan hij volgens N.N. had behoren te doen, niet binnen zes uur na de ontvangst van de aangevallen uitspraak heeft ingediend, leidt, wat er verder zij van die stelling, niet tot een ander oordeel.
2.4. Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de Staatssecretaris van Justitie geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Spoel
Voorzitter w.g. Hazen
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2007
452
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak