ECLI:NL:RVS:2007:BA2206

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604664/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • B. Klein Nulent
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van handhaving van bestemmingsplan en dwangsom bij autohandel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Leeuwarden, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Achtkarspelen ongegrond werd verklaard. Het college had appellant gelast om de autohandel op zijn perceel te beëindigen, onder oplegging van een dwangsom. De rechtbank oordeelde dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, omdat het gebruik van het perceel voor autohandel in strijd was met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'Woondoeleinden, kategorie EO' had. Appellant stelde dat er bijzondere omstandigheden waren die het college zouden moeten weerhouden van handhavend optreden, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat deze omstandigheden niet aanwezig waren. De beleidsvisie 'Regiovisie Noordoost Fryslân' bood geen concreet zicht op legalisering van de autohandel, en het feit dat het perceel al tien jaar voor autohandel werd gebruikt, gaf appellant geen recht op voortzetting van deze situatie. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200604664/1.
Datum uitspraak: 4 april 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 06/285 van de rechtbank Leeuwarden van 15 mei 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Achtkarspelen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Achtkarspelen (hierna: het college ) appellant onder oplegging van een dwangsom gelast de autohandel op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) te beëindigen.
Bij besluit van 10 november 2004 heeft het college het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 mei 2006, verzonden op 16 mei 2006, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door appellant tegen het besluit van 10 november 2004 ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 23 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 juli 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 23 augustus 2006 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 maart 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. B.J.H. Zuur, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Appellant is niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden, kategorie EO".
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden op de plankaart aangewezen voor woondoeleinden, kategorie EO, bestemd voor woondoeleinden, met de daarbij behorende eengezinshuizen, bijgebouwen, andere bouwwerken, andere werken en erven.
Ingevolge artikel 18, derde lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken voor een winkel, bedrijfs- en/of de daarbij benodigde opslagruimte.
2.2.    Het gebruik van het perceel ten behoeve van de handel in auto's is op grond van artikel 18, derde lid, van de planvoorschriften, niet toegestaan. Het college was derhalve bevoegd handhavend op te treden.
2.3.    Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4.    Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat van handhavend optreden dient te worden afgezien.
2.4.1.    Dit betoog faalt. Uit de beleidsvisie "Regiovisie Noordoost Fryslân" opgesteld door een aantal gemeenten waaronder de gemeente Achtkarspelen kan geen concreet zicht op legalisering worden afgeleid, nu daarin een visie op hoofdlijnen is neergelegd en daaruit niet valt af te leiden dat is beoogd om autohandel op het perceel mogelijk te maken. Het verzoek van appellant van 13 januari 2006 aan de raad van de gemeente Achtkarspelen om het handhavingsbeleid te herzien naar aanleiding van voormelde regiovisie, dateert van na de beslissing op bezwaar, zodat dat verzoek en de uitkomst daarvan niet in de beoordeling van de beslissing op bezwaar kon worden betrokken. De rechtbank is derhalve terecht tot het oordeel gekomen dat ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar geen concreet zicht op legalisering bestond.
2.4.2.    Voorts is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat ook overigens geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhavend optreden had behoren af te zien. De omstandigheid dat het perceel al tien jaar ten behoeve van een autohandel wordt gebruikt leidt er niet toe dat appellant erop mocht vertrouwen dat die situatie voor onbeperkte duur zou mogen blijven voortbestaan. In dat verband is van belang dat het college appellant niet in het vooruitzicht heeft gesteld dat het medewerking zou verlenen aan legalisering van voornoemd gebruik en evenmin heeft aangegeven dat het daartegen nimmer zou optreden. Voorts heeft het college met de omstandigheid dat de autohandel al geruime tijd ter plaatse aanwezig is, rekening gehouden, in die zin dat aan appellant in het primaire besluit een ruime begunstigingstermijn is gegund om het illegale gebruik te staken. De omstandigheid dat buurtbewoners geen bezwaar zouden hebben tegen een autohandel op het perceel is evenmin een bijzondere omstandigheid in vorenbedoelde zin.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Klein Nulent, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk                               w.g. Klein Nulent
Lid van de enkelvoudige kamer                 ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2007
218-430.