ECLI:NL:RVS:2007:BA1809
Raad van State
- Hoger beroep
- T.M.A. Claessens
- A.W.M. Bijloos
- D. Roemers
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezinshereniging en de toepassing van de Richtlijn 2003/86/EG
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, die op 17 november 2006 zijn beroep ongegrond verklaarde. De appellant had een aanvraag ingediend bij de Minister van Buitenlandse Zaken voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke aanvraag op 17 december 2004 werd afgewezen. Het bezwaar dat de appellant hiertegen indiende, werd op 29 november 2005 door de minister ongegrond verklaard. De rechtbank bevestigde deze beslissing, waarop de appellant in hoger beroep ging bij de Raad van State.
De Raad van State overwoog dat de vader van de appellant ten tijde van het besluit op bezwaar de Nederlandse nationaliteit had en dus burger van de Unie was. Dit leidde tot de conclusie dat de Richtlijn 2003/86/EG, die betrekking heeft op het recht op gezinshereniging, niet van toepassing was op de appellant. De Raad bevestigde dat de grieven van de appellant niet konden leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak, omdat deze geen vragen opriepen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.
De uitspraak van de Raad van State werd gedaan in naam der Koningin en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, met verbetering van de gronden. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 maart 2007.