ECLI:NL:RVS:2007:BA1664

Raad van State

Datum uitspraak
22 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200700870/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake vrijstelling voor realisering van de westelijke rijbaan van de Rijksweg 73-Zuid

Op 28 maart 2006 verleende het college van burgemeester en wethouders van Venlo vrijstelling aan de Minister van Verkeer en Waterstaat voor de realisering van de westelijke rijbaan van de Rijksweg 73-Zuid, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals viaducten. Dit besluit werd op 28 november 2006 gehandhaafd, maar de rechtbank Roermond verklaarde de daartegen ingestelde beroepen op 20 december 2006 ongegrond. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.F.J.A.M. de Wit, stelde hoger beroep in en vroeg om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelde het verzoek op 14 maart 2007, waarbij ook het college en de Minister aanwezig waren, vertegenwoordigd door hun advocaten.

De Voorzitter oordeelde dat het college voldoende had aangetoond dat voldaan werd aan de relevante luchtkwaliteitsnormen, gebaseerd op een rapport van TNO. Verzoeker had geen tegenbewijs geleverd dat de conclusies van TNO onjuist waren. De Voorzitter concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Bovendien werd het belang van verzoeker bij schorsing van de besluiten als ondergeschikt beschouwd aan de dringende belangen van de realisering van wegvak C2.

Uiteindelijk wees de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan op 22 maart 2007.

Uitspraak

200700870/2.
Datum uitspraak: 22 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in de zaken nos. 06/837 en  06/894 t/m 06/897 van de rechtbank Roermond van 20 december 2006 in het geding tussen:
I.    de vereniging "De Blerickse Belangenvereniging A73/A74", gevestigd te Venlo,
II.    de vereniging "Vereniging Belangen Bewoners Venloseweg en omstreken", gevestigd te Venlo,
III.    verzoeker,
IV.    [wederpartij sub 4A], wonend te [woonplaats] en [wederpartij sub 4B], wonend te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college) aan de Minister van Verkeer en Waterstaat (hierna: de Minister) vrijstelling verleend voor de realisering van de westelijke rijbaan van de Rijksweg 73-Zuid, tussen de uitmonding van de tunnelbak ter hoogte van de Kaldenkerkerweg in Tegelen en de Zuiderbrug (hierna: wegvak C2) met alle daarbij behorende voorzieningen waaronder een tweetal viaducten.
Bij besluit van 28 november 2006 heeft het college dat besluit gehandhaafd onder wijziging van de motivering.
Bij uitspraak van 20 december 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer verzoeker bij brief van 31 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee hoger beroep is ingesteld heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 maart 2007, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E.F.J.A.M. de Wit, gemachtigde, en het college en het college van gedeputeerde staten van Limburg, beide vertegenwoordigd door mr. N.S.J. Koeman, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is daar als partij gehoord de Minister, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers, advocaat te Den Haag.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het college heeft aan zijn standpunt dat voldaan wordt aan artikel 7, lid 3, aanhef en onder b, van het Besluit luchtkwaliteit 2005 ten grondslag gelegd het rapport van TNO van september 2005. Daarin wordt kort samengevat geconcludeerd dat voor zover de in dat besluit opgenomen grenswaarden ter zake van stikstofdioxide en zwevende deeltjes ten gevolge van wegvak C2 worden overschreden, die overschrijding achterblijft bij die in de autonome ontwikkeling, een kleiner gebied beslaat en minder personen treft. Dat rapport is aangevuld op 25 augustus 2006 en 22 november 2006. Verzoeker heeft dat rapport bestreden maar heeft geen deskundigenrapport overgelegd waaruit blijkt dat de conclusies van TNO onjuist zijn. Zulks is ook overigens niet aannemelijk geworden. Derhalve bestaat geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de in hoger beroep aangevallen uitspraak, die door verzoeker met name wordt bestreden op dit punt, in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans dat uiteindelijk zal blijken dat de vrijstelling niet mocht worden verleend.
2.3.    Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat gelet op artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht bovendien slechts aanleiding indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het belang van uitsluitend verzoeker bij schorsing van één of meer van de thans aan de orde zijnde besluiten acht de Voorzitter, daargelaten wat hij met zijn verzoek wil bereiken, in ieder geval ondergeschikt aan de - naar voldoende aannemelijk is geworden - dringende belangen die zijn gemoeid met de realisering van wegvak C2.
2.4.    Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak                             w.g. Willems
Voorzitter                            ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2007
412