ECLI:NL:RVS:2007:BA1655
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
- M.J. van der Zijpp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bodemverontreiniging te Nijmegen
In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 maart 2007 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een advocaat die de belangen behartigt van de vergunninghoudster van een locatie in Nijmegen. De aanleiding voor het verzoek was een besluit van de gemeente Nijmegen, genomen op 4 december 2006, waarin de vergunninghoudster werd bevolen nader onderzoek te verrichten naar de verontreiniging van de bodem van de betreffende locatie. De advocaat heeft op 15 januari 2007 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening op 14 februari 2007.
Tijdens de zitting op 20 maart 2007 is het verzoek behandeld. De Voorzitter heeft overwogen dat het besluit van de gemeente Nijmegen uitsluitend verplichtingen schept voor de vergunninghoudster en dat het belang van de verzoeker niet rechtstreeks bij dit besluit is betrokken. De Voorzitter heeft vastgesteld dat de brief waarin het besluit is bekendgemaakt, aan de verzoeker was geadresseerd, maar dat deze verzoeker als advocaat de belangen van de vergunninghoudster behartigt. Hierdoor is het bezwaarschrift van de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard.
Op basis van deze overwegingen heeft de Voorzitter besloten het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. Tevens is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 maart 2007.