ECLI:NL:RVS:2007:BA1170

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200605036/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • F.P. Zwart
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering handhavend optreden tegen activiteiten in partycentrum

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 maart 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 'De Drie Musketiers B.V.' tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk. Het college had op 9 februari 2005 geweigerd handhavend op te treden tegen activiteiten in het partycentrum van appellante, gelegen aan de Hazeldonkse Zandweg 28b te Zevenbergen, naar aanleiding van een verzoek van de wederpartij. De wederpartij had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 23 augustus 2005. De rechtbank Breda oordeelde op 29 mei 2006 dat het beroep van de wederpartij gegrond was, vernietigde het besluit van het college en droeg het college op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Appellante ging in hoger beroep tegen deze uitspraak, maar de Afdeling oordeelde dat appellante geen procesbelang had bij de beoordeling van het hoger beroep, aangezien zij reeds had bereikt wat zij met het hoger beroep beoogde. De Afdeling verklaarde het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en de proceskostenveroordeling werd afgewezen.

Uitspraak

200605036/1.
Datum uitspraak: 21 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "De Drie Musketiers B.V.", gevestigd te Zevenbergen, gemeente Moerdijk,
appellante,
tegen de uitspraak in zaak no. 05/2960 van de rechtbank Breda van 29 mei 2006 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Zevenbergen, gemeente Moerdijk
en
het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 9 februari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Moerdijk (hierna: het college) naar aanleiding van een verzoek van [wederpartij] geweigerd handhavend op te treden tegen de activiteiten die plaatsvinden in het partycentrum van appellante op het perceel Hazeldonkse Zandweg 28b te Zevenbergen.
Bij besluit van 23 augustus 2005 heeft het college het daartegen door [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 mei 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 23 augustus 2005 vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 7 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 juli 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Het college heeft bij brief van 6 september 2006 meegedeeld dat geen reactie wordt uitgebracht en dat bij besluit van 4 juli 2006, gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank, opnieuw op het bezwaar van [wederpartij] is beslist en dit bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard.
Bij brief van 18 september 2006 heeft [wederpartij], die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend. Deze is aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 maart 2007, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. R.Th.J. van 't Zelfde, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door F. Hommel, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. [wederpartij] is met berichtgeving niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellante heeft als enige grond aangevoerd dat de rechtbank het beroep van [wederpartij] niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
2.2.    Bij brief van 1 mei 2006 heeft [wederpartij] meegedeeld dat de procedure wordt overgenomen door [partijen]. Bij een verklaring van 2 juni 2006, alsmede een brief van 5 juni 2006 aan de gemachtigde van [wederpartij] hebben [partijen] te kennen gegeven de procedure niet verder te willen voortzetten. Bij het besluit van 4 juli 2006 is het bezwaar van [wederpartij] op deze gronden alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Gelet hierop had appellante reeds bereikt wat zij met het instellen van het hoger beroep heeft beoogd, zodat moet worden vastgesteld dat appellante geen procesbelang heeft bij de beoordeling daarvan.
2.3.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Lodder
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2007
17-530.