ECLI:NL:RVS:2007:BA1164

Raad van State

Datum uitspraak
21 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200606269/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunningverlening voor exploitatie van een horecabedrijf in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 7 juli 2006 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de vergunning die de burgemeester van Heeze-Leende op 19 april 2005 had verleend voor de exploitatie van een ijs- en snackbar. Appellant, die zelf een cafetaria/petit-restaurant exploiteert op ongeveer 150 meter afstand van de snackbar, stelt dat de vergunning in strijd is met het bestemmingsplan, dat op het perceel de bestemming 'cultuurgrond' heeft. De rechtbank oordeelde dat er geen strijd was met het bestemmingsplan, omdat dit geen verbod bevatte op het gebruik in strijd met de bestemming. Appellant is het hier niet mee eens en stelt dat de burgemeester nalatig is geweest in het actualiseren van het bestemmingsplan, wat volgens hem leidt tot willekeurige besluitvorming. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de burgemeester de vergunning terecht heeft verleend, aangezien het bestemmingsplan geen verbod bevatte op de exploitatie van de snackbar. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200606269/1.
Datum uitspraak: 21 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/2861 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 7 juli 2006 in het geding tussen:
appellant
en
de burgemeester van Heeze-Leende.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2005 heeft de burgemeester van Heeze-Leende (hierna: de burgemeester) aan [vergunninghouder] een vergunning verleend ten behoeve van de exploitatie van [ijs- en snackbar] in het pand [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 2 augustus 2005 heeft de burgemeester het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 juli 2006, verzonden op 13 juli 2006, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 21 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 23 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 september 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 18 oktober 2006 heeft de burgemeester van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2007, waar appellant, in persoon en bijgestaan door A.C. Strijbosch AA, registeraccountant, en de burgemeester vertegenwoordigd door T. Matheeuwsen en E. Berkx, beiden ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 2.3.1.2, onder a, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Heeze-Leende is het verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
Ingevolge het bepaalde onder b weigert de burgemeester de vergunning als bedoeld onder a indien de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Uitbreidingsplan gemeente Leende plan in hoofdzaak 1946" rust op het perceel waarop het pand aan de [locatie] is gelegen de bestemming "cultuurgrond".
2.2.    Appellant exploiteert het [cafetaria/petit-restaurant] in [plaats]. 't [cafetaria/petit-restaurant] ligt op een afstand van ongeveer 150 meter van [ijs- en snackbar], waarvoor de exploitatievergunning is verleend. Nadat [vergunninghouder] de exploitatie van [ijs- en snackbar] per 22 november 2005 had gestaakt, heeft de burgemeester de exploitatievergunning bij brief van 29 november 2005 met directe ingang ingetrokken. Aangezien appellant stelt door het verstrekken van de exploitatievergunning omzetschade te hebben geleden, heeft hij nog belang bij een beoordeling van deze zaak in hoger beroep.
2.3.    Appellant kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank dat de verlening van de exploitatievergunning niet in strijd is met het bestemmingsplan, aangezien het bestemmingsplan geen algemene verbodsregeling of op de geldende bestemmingen toegesneden gebruiksvoorschrift bevat. Appellant stelt zich op het standpunt dat de exploitatie van een ijs- en snackbar in strijd is met de bestemming "cultuurgrond" die op het perceel rust.
Dit betoog faalt. De rechtbank heeft terecht aansluiting gezocht bij vaste jurisprudentie van de Afdeling, waarin geen strijd wordt aangenomen met een bestemmingsplan, indien dit plan geen verbod stelt op gebruik in strijd met de voor de grond geldende bestemming. Nu een dergelijk verbod niet in het "Uitbreidingsplan gemeente Leende plan in hoofdzaak 1946" is opgenomen, heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de burgemeester in het betoog van appellant terecht geen reden heeft gezien de vergunning te weigeren.
2.4.    Voorts betoogt appellant dat de rechtbank heeft miskend dat het gemeentebestuur nalatig is gebleken het bestemmingsplan tijdig te actualiseren, hetgeen volgens appellant in strijd is met algemene beginselen van behoorlijk bestuur en bovendien leidt tot willekeurige besluitvorming van de burgemeester.
De gestelde nalatigheid kan niet leiden tot het oordeel dat de burgemeester de vergunning niet had mogen verstrekken. Daargelaten dat niet vaststaat dat een nieuw bestemmingsplan tot een voor appellant gunstiger besluit aanleiding zou geven, is de termijn voor actualisering van een bestemmingsplan een termijn van orde en blijft het oude bestemmingsplan rechtskracht behouden zolang het niet is herzien of vervangen.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena                                           w.g. Haverkamp
Lid van de enkelvoudige kamer                    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2007
306-538.