200606663/1.
Datum uitspraak: 14 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. SBR 05/3226 van de rechtbank Utrecht van 9 augustus 2006 in het geding tussen:
het bestuur van de Stichting "Stichting Fonds MKZ-AI".
Bij besluit, medegedeeld bij brief van 19 november 2004, heeft het bestuur van de Stichting Fonds MKZ-AI (hierna: het bestuur) de aanvraag van appellant om subsidie op grond van de Regeling delegatie Stichting Fonds MKZ-AI afgewezen.
Bij besluit, medegedeeld bij brief van 27 september 2005, heeft het bestuur het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 augustus 2006, verzonden op 17 augustus 2006, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 september 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 25 oktober 2006 heeft het bestuur van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan het bestuur toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2007, waar appellant in persoon, bijgestaan door A.B. Ducroix, werkzaam bij De Koning Accountants & Belastingsadviseurs B.V., en het bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.H. Verheul-Verkaik, werkzaam bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bijgestaan door [voorzitter] van de Stichting Fonds MKZ-AI, en ing. G. de Wit, financieringsdeskundige, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Regeling delegatie Stichting Fonds MKZ-AI (hierna: de Regeling), voor zover thans van belang, kan op aanvraag subsidie worden verstrekt aan ondernemers in de agrarische sector en ondernemers in het midden- en kleinbedrijf die uitsluitend als gevolg van maatregelen ter bestrijding van de op 28 februari 2003 uitgebroken Aviaire Influenza-epidemie (hierna: de vogelpestepidemie) en gegeven de omvang van hun inkomensverlies en draagkracht van de onderneming, zodanig ernstig zijn getroffen dat zij de bedrijfsvoering noch op eigen kracht noch met behulp van door de rijksoverheid of andere overheden getroffen voorzieningen kunnen voortzetten.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel, voor zover thans van belang, wordt de subsidie uitsluitend verstrekt voor zover deze in een redelijke verhouding staat tot de financiële gevolgen van de maatregelen ter bestrijding van de vogelpestepidemie en een aantoonbaar causaal verband bestaat tussen de tegemoetkoming en die maatregelen.
Ingevolge artikel 7 is de uitvoering van de Regeling, met inbegrip van het nemen van besluiten op grond daarvan, gedelegeerd aan de Stichting Fonds MKZ-AI en kan zij ter zake daarvan beleidsregels vaststellen.
2.1.1. Het bestuur heeft op 14 mei 2003 de Beleidsregels Stichting Fonds MKZ-AI (hierna: de Beleidsregels) vastgesteld en deze op 3 november 2003 gewijzigd. Ingevolge artikel 6 van de Beleidsregels, voor zover thans van belang, zal een financiële tegemoetkoming van het fonds in redelijke verhouding moeten staan tot de financiële gevolgen van de maatregelen ter bestrijding van de vogelpestepidemie. Er moet een aantoonbaar causaal verband zijn tussen de tegemoetkoming en de ter bestrijding van de vogelpestepidemie getroffen maatregelen. Daartoe is onder meer een bankverklaring vereist.
Ingevolge artikel 8 van de Beleidsregels, voor zover thans van belang, verstrekt de ondernemer desgevraagd op ieder moment aan het bestuur alle informatie die noodzakelijk is voor de uitvoering van de Regeling en de Beleidsregels.
Ingevolge artikel 12 van de Beleidsregels, voor zover thans van belang, moet de ondernemer het oogmerk hebben de onderneming voort te zetten voor de duur van ten minste drie jaar.
2.2. Bij aanvraag van 18 mei 2004 heeft appellant ten behoeve van zijn [firma] (hierna: Agro) verzocht om subsidie op grond van de Regeling wegens het wegvallen van afzet en verkoop van pluimveemest in de periode voorjaar-herfst 2003 ten gevolge van overheidsmaatregelen ter bestrijding van de vogelpestepidemie.
2.3. In de beslissing op bezwaar heeft het bestuur zich op het standpunt gesteld dat voor de beoordeling van de aanvraag een liquiditeitsberekening per 31 mei 2005 moet worden opgesteld, omdat appellant van 11 mei 2004 tot deze datum over een overbruggingskrediet van € 50.000,-- van zijn bank kon beschikken, en dat de causaliteit tussen eventuele ernstige continuïteitsproblemen van appellant en de maatregelen ter bestrijding van de vogelpestepidemie moet worden vastgesteld.
Aan de afwijzing is, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat de liquiditeitspositie van appellant per 31 mei 2005 niet kan worden beoordeeld, omdat hij niet alle daarvoor benodigde bescheiden heeft overgelegd, en dat de door hem overgelegde bankverklaringen tegenstrijdig zijn, zodat niet vaststaat dat de bank een tegemoetkoming uit het fonds essentieel acht voor de continuïteit van Agro.
2.4. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij onvoldoende inzicht heeft verschaft in zijn liquiditeitspositie per 31 mei 2005. Daartoe voert hij aan dat de [vennootschap] met ingang van 1 april 2005 de rechtsopvolgster is van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Mescos B.V." (hierna: Mescos), die op 1 januari 2005 al bestond. Hij stelt dat in de door hem per 30 juni 2005 overgelegde stukken is vermeld dat zijn belang in [vennootschap] 50% bedraagt en dat daarin tevens de omvang van zijn vorderingen op en schuld aan die vennootschap is opgenomen. Van een ten tijde van de zitting van de rechtbank nog bestaand financieel belang van appellant in Mescos was derhalve anders dan de rechtbank heeft overwogen geen sprake. Evenmin was van voor [vennootschap] benodigde financiering in maart of april 2005 sprake. Verder voert appellant aan dat in voornoemde stukken tevens zijn financiële belangen in Agrargesellschaft "Kerkau GmbH" (hierna: Agrargesellschaft) en [vennootschap 1] zijn opgenomen.
2.5. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het bestuur redelijkerwijs heeft kunnen concluderen dat met de door appellant overgelegde drie bankverklaringen van de Rabobank niet eenduidig is komen vast te staan dat een tegemoetkoming uit het fonds door de bank essentieel werd geacht voor de continuïteit van Agro. Weliswaar wordt in een verklaring van die bank van 4 februari 2005 gesteld dat een dergelijke tegemoetkoming noodzakelijk is voor de continuïteit van het bedrijf. In een tweede verklaring van deze bank van dezelfde datum wordt echter slechts melding gemaakt van te verwachten liquiditeitsspanningen op korte termijn en gesteld dat een bijdrage uit het Fonds MKZ-AI zeer welkom zou zijn met het oog op de lange termijncontinuïteit, terwijl uit die verklaring voorts blijkt dat appellant op basis van gestelde zekerheden nog een aanvullende lening is verstrekt van € 30.000,--. Ook de overgelegde verklaring van 18 mei 2004 vermeldt niet meer dan dat indien het liquiditeitstekort verder oploopt een bijdrage uit het fonds belangrijk is voor de continuïteit van het bedrijf. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat het bestuur reeds daarom in redelijkheid kon besluiten aan appellant geen subsidie op grond van de Regeling toe te kennen. Nu appellant dit oordeel in hoger beroep niet heeft bestreden kan zijn betoog reeds hierom niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden.
De rechtbank heeft bovendien terecht geoordeeld dat het op de weg van appellant lag het bestuur een zo duidelijk en compleet mogelijk overzicht van zijn financiële positie te verschaffen ten einde het bestuur in staat te stellen zijn liquiditeitspositie per 31 mei 2005 te beoordelen en dat het bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat hij daarin niet is geslaagd. De door appellant overgelegde informatie biedt onvoldoende inzicht in de afkoopwaarde van koopsompolissen en de liquiditeitsposities van Agro en [vennootschap]. Verder blijkt daaruit niet in welke mate liquide middelen door appellant zijn aangewend voor [vennootschap], Mescos, Agrargesellschaft of [vennootschap 1] die voor Agro hadden kunnen worden gebruikt en is ook geen duidelijk inzicht verschaft in de liquiditeitspositie van appellant privé.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Bindels
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2007