ECLI:NL:RVS:2007:BA0662

Raad van State

Datum uitspraak
14 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200604555/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor berging in strijd met bestemmingsplan en welstandseisen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 10 mei 2006 het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de bouwvergunning die op 8 maart 2005 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen was verleend voor het oprichten van een berging aan de achterzijde van zijn woning. Appellant stelde dat de berging niet paste in het historische gebouwencomplex en dat de situering ervan renovatie van zijn schuur zou belemmeren.

De Raad van State overwoog dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het college de bouwvergunning niet had mogen weigeren. Volgens artikel 44 van de Woningwet mag een reguliere bouwvergunning alleen worden geweigerd als het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met redelijke eisen van welstand. Het college had een welstandsadvies ingewonnen en had aan de vergunning voorschriften verbonden, waaronder eisen aan de kleur van de berging. Appellant had het welstandsadvies niet met een deskundigenrapport bestreden, waardoor de rechtbank geen grond vond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid had kunnen oordelen dat het bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldeed.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 14 maart 2007.

Uitspraak

200604555/1.
Datum uitspraak: 14 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 05/1086 BOUWB K1 van de rechtbank Roermond van 10 mei 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Roerdalen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roerdalen (hierna: het college) bouwvergunning verleend voor het oprichten van een berging aan de achterzijde van het huis aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 16 juni 2005 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 mei 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 20 juni 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 12 juli 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 17 augustus 2006, ingekomen op 21 augustus 2006, heeft het college van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 januari 2007, waar appellant in persoon, en het college, vertegenwoordigd door P.J.C. Planje, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet mag slechts en moet een reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien, voor zover thans van belang, het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Ingevolge dat lid, aanhef en onder d, van de Woningwet mag slechts en moet een reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien, voor zover hier van belang, het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met redelijke eisen van welstand.
2.2.    Appellant klaagt dat de rechtbank heeft miskend dat het college geen bouwvergunning mocht verlenen, omdat - samengevat weergegeven - de berging niet in het gebouwencomplex dat meerdere honderden jaren oud is past en voorts door haar situering tot direct op de grens met zijn perceel in de weg zal staan aan renovatie van zijn schuur.
2.3.    Het betoog van appellant slaagt niet. Voor het oordeel dat het bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet, heeft het college verwezen naar het welstandsadvies. Hierin is het college geadviseerd onder meer eisen te stellen ten aanzien van de kleur, waarin de berging moet worden uitgevoerd. Het college heeft dit advies gevolgd door aan de bouwvergunning voorschriften te verbinden. Appellant heeft de juistheid van het advies niet met een deskundigenrapport bestreden. De rechtbank heeft dan ook terecht in het in beroep aangevoerde geen grond gevonden voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat het bouwplan aan redelijke eisen van welstand voldoet.
Nu verder is gesteld noch gebleken dat de weigeringsgronden, opgenomen in artikel 44 van de Woningwet zich voordeden, was het college gehouden vergunning te verlenen, als gevraagd. Voor een weigering in verband met de door appellant verder nog gestelde belangen, waaronder dat van zijn renovatiemogelijkheden, biedt de bepaling geen ruimte.
2.4.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb                                            w.g. Zijlstra
Voorzitter                                         ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2007
240