200604553/1.
Datum uitspraak: 14 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 05/729 WET K1 van de rechtbank Roermond van 10 mei 2006 in het geding tussen:
de raad der gemeente Roerdalen.
Bij besluit van 8 juli 2004 heeft de raad der gemeente Roerdalen (hierna: de gemeenteraad) een verzoek van appellant om vergoeding van planschade afgewezen.
Bij besluit van 21 april 2005 heeft de gemeenteraad het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 mei 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 juni 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 14 juli 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 31 augustus 2006 heeft de gemeenteraad van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 januari 2007, waar appellant in persoon, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door P.J.C. Planje, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Appellant heeft verzocht om vergoeding van de waardevermindering die naar hij stelt is opgetreden door de beperking van de gebruiksmogelijkheden van zijn landbouwgronden ten gevolge van het vaststellen van het bestemmingsplan "Buitengebied Roerdalen". Het betreft hier vier percelen, onderscheidenlijk gelegen aan de Herkenboschelaan, de Herkenboscher Leigraag, de Melickerweg en de Meinweg.
2.2. In het voornoemde bestemmingsplan (hierna: het bestemmingsplan) zijn deze gronden bestemd tot "Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwaarden", nader aangeduid als 'gebied met wijziging naar bos en natuur', en/of tot "Bos- en natuurgebied" of "Agrarisch gebied met landschappelijke waarden".
2.3. De gemeenteraad heeft het verzoek ter advisering aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) voorgelegd. De SAOZ heeft hem in een advies van juni 2004 op basis van een vergelijking van het bestemmingsplan met - wat betreft de percelen van appellant aan de Herkenboschelaan, de Herkenboscher Leigraag en de Melickerweg - het "Bestemmingsplan Buitengebied/gemeente Melick en Herkenbosch" en - wat betreft het perceel aan de Meinweg - het "Bestemmingsplan Elfenmeer/gemeente Melick en Herkenbosch" bericht dat de planologische situatie van appellant als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan niet is verslechterd.
De gemeenteraad heeft het besluit van 21 april 2005 op dit advies genomen.
2.4. Voor zover appellant klaagt dat de rechtbank heeft miskend dat de door de SAOZ gemaakte en door de gemeenteraad gevolgde planvergelijking onjuist is, slaagt die klacht gedeeltelijk. De SAOZ is wat betreft het perceel aan de Meinweg ten onrechte niet uitgegaan van het bestemmingsplan "Vrijetijdspark Elfenmeer".
Het besluit van 21 april 2005 steunt in zoverre niet op een draagkrachtige motivering. Het hoger beroep is gegrond en de aangevallen uitspraak komt in zoverre voor vernietiging in aanmerking.
2.5. Met betrekking tot het deel van de aangevallen uitspraak dat ziet op de percelen aan de Herkenboschelaan, de Herkenboscher Leigraag en de Melickerweg overweegt de Afdeling het volgende.
De rechtbank heeft overwogen dat de gemeenteraad op goede gronden het advies heeft gevolgd dat van een planologisch nadeliger situatie wat betreft bebouwings- en gebruiksmogelijkheden voor appellant geen sprake is. Verder heeft zij overwogen dat de SAOZ ten aanzien van het perceel aan de Herkenboschlaan terecht in aanmerking heeft genomen dat het perceel voor een groot deel met loof- en naaldbomen van meer dan 12 jaar oud is begroeid en appellant, nu hij nooit initiatieven heeft ontplooid om dit terrein voor agrarische doeleinden te gebruiken, er mee moest rekenen dat de gedurende een groot aantal jaren bestaande feitelijke situatie bij de eerstvolgende bestemmingsplanherziening als bestemming zou worden vastgelegd. De rechtbank heeft voorts overwogen dat belemmeringen en verplichtingen die uit de Boswet voortvloeien, geen grond vormen om planschade te vergoeden. Nu verder niet is gebleken dat aan het advies van de SAOZ naar inhoud of wijze van tot stand komen zodanige gebreken kleven, dat de gemeenteraad zijn besluitvorming daarop niet heeft mogen baseren, kan hetgeen appellant in beroep heeft aangevoerd volgens haar niet tot een ander oordeel leiden.
2.6. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden te oordelen dat de door de SAOZ met betrekking tot genoemde 3 percelen uitgevoerde planologische vergelijking onvolledig en/of onjuist is en de gemeenteraad zich ten onrechte in navolging van de SAOZ op het standpunt heeft gesteld dat appellant ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan niet in een planologisch nadeliger situatie is geraakt.
2.7. Het betoog van appellant dat de rechtbank in de omstandigheid dat aan het advies van de SAOZ geen waardebepaling ten grondslag ligt ten onrechte geen grond heeft gezien voor het oordeel dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, slaagt evenmin. De rechtbank heeft terecht overwogen dat waardebepaling eerst aan de orde komt, indien een bestemmingsplan tot een verslechtering heeft geleid ten opzichte van de situatie onder het daarvoor vigerende planologische regime. Nu de SAOZ terecht tot de conclusie was gekomen dat geen sprake is van een voor appellant planologisch nadeliger situatie, maakt het ontbreken van een waardebepaling dit advies niet onzorgvuldig. De rechtbank heeft in deze klacht dan ook terecht geen grond gezien voor het oordeel dat de gemeenteraad het advies van de SAOZ niet aan zijn besluit ten grondslag heeft mogen leggen.
De klachten die appellant in hoger beroep met betrekking tot de waarde van zijn gronden naar voren heeft gebracht, kunnen om die reden evenmin slagen.
2.8. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd, doch slechts voor zover deze betrekking heeft op de afwijzing met betrekking tot het perceel aan de Meinweg. Voor het overige moet deze worden bevestigd.
De Afdeling zal doen wat de rechtbank zou behoren te doen door het beroep van appellant in zoverre gegrond te verklaren en het bestreden besluit in zoverre te vernietigen. Dit betekent dat de gemeenteraad een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellant dient te nemen, doch uitsluitend voor zover het betreft het verzoek om vergoeding van planschade, naar gesteld opgekomen bij het perceel aan de Meinweg.
2.9. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Roermond van 10 mei 2006 in zaak no. 05/729 WET K1, doch slechts voor zover deze ziet op de afwijzing van het verzoek om vergoeding van planschade met betrekking tot het perceel van appellant aan de Meinweg;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad der gemeente Roerdalen van 21 april 2005 in zoverre;
V. bevestigt de uitspraak voor het overige.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Zijlstra
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2007