200606337/1.
Datum uitspraak: 14 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/382 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 augustus 2006 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats],
Bij besluit van 2 september 2005 heeft appellant, voor zover hier van belang, besloten de behandeling van de aanvraag om continuering van de huursubsidie van [wederpartij] voor het tijdvak 1 juli 2005 tot 1 januari 2006 gestaakt.
Bij besluit van 30 januari 2006 heeft appellant het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 augustus 2006, verzonden op 16 augustus 2006, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 15 september 2006 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. H. Iepenburg, ambtenaar bij het ministerie, en [wederpartij], vertegenwoordigd door J.H. Drenth, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Huursubsidiewet (hierna: de Hsw), zoals deze bepaling luidde ten tijde hier van belang, zendt de Minister over een subsidietijdvak een door hem vastgesteld beperkt huursubsidiebericht uiterlijk 1 juli 2005 aan de huurders die over het subsidietijdvak voorafgaand aan het in de aanhef genoemde subsidietijdvak een beperkt huursubsidiebericht hebben ontvangen, waarna in eerstgenoemd tijdvak positief is beschikt.
Ingevolge artikel 30aa, eerste lid, van de Hsw, zoals dit luidde ten tijde hier van belang, zendt een huurder, indien hij een beperkt huursubsidiebericht ontvangt, de ontbrekende gegevens binnen vier weken na de verzenddatum van dat bericht aan de Minister.
Ingevolge het tweede lid, zoals dit luidde ten tijde hier van belang, stelt de Minister, indien de huurder niet voldoet aan het eerste lid, ambtshalve een termijn van ten hoogste vier weken vanaf de verzenddatum van de kennisgeving, binnen welke alsnog aan dat lid kan worden voldaan.
Ingevolge het vijfde lid, zoals dit luidde ten tijde hier van belang, beslist de Minister, indien de huurder niet heeft voldaan aan het tweede lid, binnen acht weken na het verstrijken van de in dat lid bedoelde termijn.
Ingevolge artikel 30ab, eerste lid, van de Hsw, zoals dit luidde ten tijde hier van belang, wordt indien de gegevens, bedoeld in artikel 30aa, eerste lid, na het verstrijken van de termijn, bedoeld in artikel 30aa, tweede lid, door de huurder worden ingediend, geen huursubsidie toegekend voor de kalendermaand waarin de peildatum valt, de kalendermaand waarin die gegevens worden ingediend en de tussenliggende kalendermaanden.
Ingevolge artikel 30ab, derde lid, van de Hsw, zoals dit luidde ten tijde hier van belang, beslist de Minister binnen acht weken nadat de huurder de gegevens, bedoeld in het eerste lid, heeft ingediend. Indien de huurder die gegevens volledig indient voordat de Minister toepassing heeft gegeven aan artikel 30aa, vijfde lid, blijft dat lid buiten toepassing.
2.2. Bij brief van 10 juni 2005 heeft appellant aan [wederpartij] een beperkt huursubsidiebericht gezonden met de mededeling dat haar inkomensgegevens over 2004 nog niet bekend waren en verzocht om de ontbrekende gegevens in te vullen en het ondertekende reactieformulier binnen vier weken terug te sturen.
Bij brief van 22 juli 2005 heeft appellant aan [wederpartij] medegedeeld dat het reactieformulier nog niet is terugontvangen en haar in de gelegenheid gesteld de gevraagde gegevens alsnog binnen vier weken toe te zenden.
Bij besluit van 2 september 2005 heeft appellant aan [wederpartij] medegedeeld de behandeling van haar aanvraag om continuering van haar huursubsidie te staken, omdat zij geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek om de ontbrekende inkomensgegevens te verstrekken.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij [wederpartij] met ingang van 1 oktober 2005 huursubsidie had moeten toekennen. De rechtbank heeft zijns inziens ten onrechte overwogen dat hij wegens de zogenoemde ex-nunc-toets in bezwaar de op 15 september 2005 alsnog ontvangen inkomensgegevens van [wederpartij] bij zijn beslissing op bezwaar had moeten betrekken.
2.4. De Afdeling stelt voorop dat voor continuering van jaarlijks toegekende huursubsidie als voorwaarde geldt dat de huurder tijdig de gegevens aanlevert die voor appellant nodig zijn om te kunnen beoordelen of deze huurder nog steeds aan de gestelde voorwaarden voor huursubsidie voldoet. Daartoe worden aan de huurder overeenkomstig in artikel 30aa, eerste en tweede lid, van de Hsw termijnen gesteld. Voldoet een huurder niet tijdig aan die verplichting, dan is appellant gehouden toepassing te geven aan artikel 30aa, vijfde lid, van de Hsw. Het besluit van appellant kan in dat geval niet anders luiden dan dat de continuering van de huursubsidie wordt beëindigd. De Afdeling gaat er dan ook vanuit dat het in bezwaar gehandhaafde besluit, gelet op het stelsel van de wet, aldus moet worden verstaan.
[wederpartij] heeft op de verzoeken van appellant om inkomensgegevens te verstrekken tot twee maal toe niet gereageerd. Appellant diende derhalve overeenkomstig het vijfde lid van artikel 30aa van de Hsw binnen acht weken na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn een besluit te nemen. Het alsnog verstrekken van gegevens na die periode stuit ingevolge artikel 30ab van de Hsw de toepassing door appellant van artikel 30aa, vijfde lid, van de Hsw slechts dan, indien de gegevens volledig zijn ingediend voordat appellant ingevolge laatstgenoemde bepaling een besluit heeft genomen. Nu appellant al op 2 september 2005 had beslist tot beëindiging van de huursubsidie van [wederpartij], terwijl de gevraagde gegevens eerst daarna op 15 september 2005 door appellant zijn ingediend, mocht appellant deze niet bij zijn beslissing op bezwaar betrekken. [wederpartij] restte slechts de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag om toekenning van huursubsidie in te dienen. Gelet op het vorenoverwogene, heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat appellant [wederpartij] met ingang van 1 oktober 2005 huursubsidie had moeten toekennen.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het door [wederpartij] ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaren.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 14 augustus 2006 in zaak no. AWB 06/382;
III. verklaart het door [wederpartij] bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Van Meurs-Heuvel
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2007