ECLI:NL:RVS:2007:BA0618

Raad van State

Datum uitspraak
6 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608665/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Oosting
  • B.C. Bosnjakovic
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Buitengebied Ooststellingwerf

Op 6 maart 2007 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een verzoekster tegen het besluit van de gemeenteraad van Ooststellingwerf, die op 28 februari 2006 het bestemmingsplan "Buitengebied" had vastgesteld. Dit besluit was genomen op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 februari 2006. De verzoekster had op 5 december 2006 beroep ingesteld tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan door de gedeputeerde staten van Fryslân, die op 17 oktober 2006 had plaatsgevonden.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 februari 2007, waar de verzoekster werd vertegenwoordigd door J. van Breda en een gemachtigde. De gemeenteraad van Ooststellingwerf was vertegenwoordigd door mr. G.J. Koetsier, ambtenaar van de gemeente. De verweerder, de gedeputeerde staten van Fryslân, was niet ter zitting verschenen.

In de overwegingen van de uitspraak werd gesteld dat het oordeel van de Voorzitter een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. De verzoekster stelde dat de goedkeuring van het plandeel met de bestemming "Agrarisch gebied" op haar gronden ten onrechte was verleend, omdat daar bij recht geen tweede bedrijfswoning is toegestaan. De Voorzitter concludeerde echter dat schorsing van het bestreden besluit niet zou leiden tot de mogelijkheid om een tweede bedrijfswoning te bouwen, en dat het verzoek om een voorlopige voorziening te verstrekkend was. Daarom werd het verzoek afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200608665/2.
Datum uitspraak: 6 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster],
en
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 28 februari 2006 heeft de gemeenteraad van Ooststellingwerf, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 februari 2006, het bestemmingsplan "Buitengebied" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 17 oktober 2006, kenmerk 00659357, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 5 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 december 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 5 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 december 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 februari 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door J. van Breda en [gemachtigde], is verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Ooststellingwerf, als partij, vertegenwoordigd door mr. G.J. Koetsier, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord. Verweerder is ter zitting niet verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Verzoekster stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Agrarisch gebied" op haar gronden aan de [locatie] te [plaats], voor zover daar bij recht geen tweede bedrijfswoning is toegestaan. Zij verzoekt het bestreden besluit in zoverre te schorsen en te bepalen dat een tweede bedrijfswoning onder de door haar genoemde voorwaarden is toegestaan.
2.3.    Ingevolge artikel 4, tweede lid, onder a, van de planvoorschriften, is op de gronden met de bestemming "Agrarisch gebied" per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.
Ingevolge artikel 4, vierde lid, onder a10, van de planvoorschriften, kan het college van burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen voor de bouw van een tweede bedrijfswoning als aan de in die bepaling genoemde voorwaarden wordt voldaan.
2.4.    Het verzoek strekt er toe dat het door verzoekster gewenste gebruik van gronden mogelijk wordt, terwijl het bestemmingsplan niet in die mogelijkheid voorziet. Verzoekster is echter niet gebaat bij schorsing van (enig deel van) het bestreden besluit, omdat schorsing er niet toe leidt dat de bouw van een tweede bedrijfswoning mogelijk wordt. Een voorlopige voorziening die dat laatste mogelijk maakt, is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. Die uitspraak zou kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan het desbetreffende plandeel, doch ook daarmee zou het door verzoekster gewenste gebruik van gronden nog niet mogelijk zijn.
2.5.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bosnjakovic, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting                       w.g. Bosnjakovic
Voorzitter                           ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2007
410