200602327/1.
Datum uitspraak: 7 maart 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel,
appellant,
tegen de uitspraak in de zaken nos. 06/191 en 06/353 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden van 28 februari 2006 in het geding tussen:
Bij besluit van 28 juli 2005 heeft appellant (hierna: het college) aan de gemeente Dongeradeel vrijstelling verleend voor het bouwrijp maken van de herstructureringslocatie en het uitbreidingsgebied van het dorp Ee aan de Skeperij onderscheidenlijk de Koarte Bun (hierna: de locaties).
Bij besluit van 30 november 2005 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 28 februari 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de voorzieningenrechter) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 27 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 27 juni 2006 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn bij brief van 17 januari 2007 nadere stukken ontvangen van [wederpartij] en bij brief van 18 januari 2007 van het college. Deze stukken zijn aan de partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 januari 2007, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Besselink, advocaat te Den Haag, en [wederpartij], in persoon en bijgestaan door mr. J.J. Nicolaas, gemachtigde, zijn verschenen.
2.1. Het vrijstellingsbesluit betreft het met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bouwrijp maken van de locaties in verband met de realisatie van woningbouw ter plaatse.
Het perceel van [wederpartij] is diens eigendom en is gelegen op een afstand van ongeveer 100 m van de locatie aan de Skeperij en 150 m van de locatie aan de Koarte Bun. Op zijn perceel staat een schuur waarin [wederpartij] vee houdt.
2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.3. Het college betoogt terecht dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het vrijstellingsbesluit is genomen vooruitlopend op de vaststelling van het bestemmingsplan "Ee-herstructurering en uitbreiding". Dat bestemmingsplan voorziet enkel in een uitbreiding van woonbebouwing op de locaties waarop de vrijstelling betrekking heeft. Een verdere uitbreiding van woonbebouwing in de richting van het perceel van [wederpartij] is thans niet aan de orde. In de omstandigheid dat die uitbreiding is voorzien, is daarom geen grond gelegen voor het oordeel dat het belang van [wederpartij] rechtstreeks bij het aan de orde zijnde vrijstellingsbesluit is betrokken.
Dit leidt echter niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.4. Ter zitting is vastgesteld dat [wederpartij] vanaf zijn perceel zicht heeft op de betrokken locaties. De omstandigheid dat [wederpartij] niet op zijn perceel woont leidt niet tot het oordeel dat daaraan geen betekenis kan worden gehecht. Hij is immers eigenaar van zijn perceel. Voorts gebruikt hij zijn perceel voor de uitoefening van zijn agrarisch bedrijf en niet staat vast dat hij door de realisatie van de woonbebouwing niet in zijn bedrijfsactiviteiten zal worden beperkt. Gelet daarop heeft de voorzieningenrechter met juistheid geoordeeld, hoewel deels op andere gronden, dat het college ten onrechte [wederpartij] niet als belanghebbende bij het vrijstellingsbesluit heeft aangemerkt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
2.6. Het college wordt op na te melden wijze in de proceskosten veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Dongeradeel tot vergoeding van bij W. [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 687,73 (zegge: zeshonderdzevenentachtig euro en drieënzeventig cent), waarvan een gedeelte groot € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Dongeradeel aan W. [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. S.F.M. Wortmann, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Duursma
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2007