ECLI:NL:RVS:2007:BA0046
Raad van State
- Hoger beroep
- M.G.J. Parkins de Vin
- T.M.A. Claessens
- D. Roemers
- J. van de Kolk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake niet tijdig verschijnen ter zitting en schending van hoor en wederhoor
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, die op 28 september 2006 haar beroep niet ontvankelijk verklaarde. De zaak betreft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie op 5 oktober 2005 was afgewezen. Appellante had op 27 juli 2006, voor aanvang van de zitting, telefonisch laten weten dat zij door een file niet op tijd kon verschijnen. De rechtbank besloot het onderzoek ter zitting te sluiten zonder haar te horen. Appellante stelde dat de rechtbank hiermee het beginsel van hoor en wederhoor had geschonden.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat er geen grond is voor het oordeel dat de rechtbank de gevolgen van het niet tijdig verschijnen niet voor rekening van appellante mocht laten. De rechtbank had het recht om het onderzoek te sluiten, aangezien uit de door appellante aangevoerde argumenten niet blijkt dat het onderzoek niet voltooid mocht worden geacht. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken waarin is overwogen dat er onder vergelijkbare omstandigheden geen sprake is van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep kennelijk ongegrond. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 22 februari 2007.