ECLI:NL:RVS:2007:AZ9483

Raad van State

Datum uitspraak
28 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602960/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om opname van school in plan van nieuwe scholen door gemeenteraad

In deze zaak heeft de Stichting 't Bregje beroep ingesteld tegen de afwijzing van de gemeenteraad van Oegstgeest om haar school op te nemen in het plan van nieuwe scholen voor de periode 2006-2008. De gemeenteraad had op 30 juni 2005 besloten om de algemeen bijzondere school Oegstgeest op te nemen in het plan, maar het verzoek van de Stichting om haar school, 't Bregje, op te nemen werd afgewezen. De Stichting stelde dat de afwijzing onterecht was en dat de gemeenteraad niet had mogen besluiten voordat de minister had beslist op haar administratief beroep tegen de afwijzing.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verklaarde het beroep van de Stichting gegrond en vernietigde de afwijzing van de gemeenteraad, maar stelde ook dat de school van de Stichting niet voor bekostiging in aanmerking kon komen omdat het plan waarin de 'Algemene Bijzondere School' was opgenomen, in rechte onaantastbaar was geworden. De minister oordeelde dat er al een andere school voor algemeen bijzonder onderwijs in het plan was opgenomen, waardoor de Stichting niet kon voldoen aan de vereisten voor bekostiging.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de Stichting niet effectief in haar rechtsmiddelen is beperkt, omdat zij niet in beroep is gegaan tegen het goedkeuringsbesluit van de minister. De Afdeling verklaarde het beroep van de Stichting ongegrond, omdat het goedkeuringsbesluit in rechte onaantastbaar was geworden en de minister terecht had geoordeeld dat de school van de Stichting niet voor bekostiging in aanmerking kon komen. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 28 februari 2007.

Uitspraak

200602960/1.
Datum uitspraak: 28 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting "Stichting 't Bregje", gevestigd te Oegstgeest,
appellante,
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2005 heeft de raad van de gemeente Oegstgeest (hierna: de gemeenteraad) de algemeen bijzondere school Oegstgeest opgenomen op het plan van nieuwe scholen 2006-2008 (hierna: het plan) en het verzoek van appellante (hierna: de Stichting) om de school "'t Bregje" op te nemen in dit plan afgewezen.
Bij besluit van 8 maart 2006, verzonden op 9 maart 2006, heeft verweerder (hierna: de minister) het hiertegen door de Stichting ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft de Stichting bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 mei 2006.
Bij brief van 4 juli 2006 heeft de minister een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2006, waar de Stichting, vertegenwoordigd door mr. M.H. Boogers, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.Y. van Hattum, werkzaam bij de Centrale Financiën Instellingen, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 71, aanhef en onder a, van de Wet op het primair onderwijs (hierna: de WPO) kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State tegen een besluit of een van rechtswege verleende goedkeuring als bedoeld in de afdelingen 2 en 9 van deze titel.
Ingevolge artikel 74, eerste lid, van de WPO, voor zover hier van belang, kan de bekostiging van een bijzondere school slechts een aanvang nemen, indien zij voorkomt op een voor de gemeente van vestiging vastgesteld plan van nieuwe scholen. De bekostiging kan slechts aanvangen per 1 augustus van een schooljaar.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel, voor zover hier van belang, stelt de gemeenteraad het plan, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, elk jaar voor 1 augustus vast. Het plan vermeldt in elk geval welke scholen bij de aanvang van het eerste schooljaar van de planperiode voor bekostiging in aanmerking komen en de reden waarom de overige scholen daarvoor niet in aanmerking komen. Het plan behoeft de goedkeuring van de minister, bedoeld in artikel 79.
Ingevolge het derde lid van dit artikel treden bij de goedkeuring van de minister van het plan, voor de toepassing van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, burgemeester en wethouders in de plaats van het bevoegd gezag van de bijzondere scholen.
Ingevolge artikel 77, eerste lid, van de WPO neemt de  gemeenteraad een bijzondere school in elk geval in het plan op, indien op grond van de bij het verzoek overgelegde gegevens aannemelijk is dat zij binnen 5 jaar vanaf de datum van ingang van de bekostiging en voorts gedurende 15 jaar na die periode van 5 jaar zal worden bezocht door ten minste het aantal leerlingen dat overeenkomt met de voor de gemeente geldende stichtingsnorm.
Ingevolge artikel 78 van de WPO, voor zover hier van belang, worden bij de berekening van het aantal leerlingen dat een bijzondere school zal bezoeken, niet meegeteld leerlingen die wonen binnen redelijke afstand van een bijzondere school van de desbetreffende richting of richtingen en voor wie op die school plaatsruimte aanwezig is.
Ingevolge artikel 79, eerste lid, van de WPO wordt aan het plan  toegevoegd een overzicht van de verzoeken die niet zijn ingewilligd en de motivering daarvan. In het plan wordt aangegeven op welke wijze artikel 78 ten aanzien van de op het plan geplaatste scholen is toegepast. Deze stukken worden door de gemeenteraad binnen 2 weken na de vaststelling van het plan aan alle verzoekers gezonden met vermelding van de datum waarop het plan ter goedkeuring aan de minister is gezonden. Het plan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd in het gemeentehuis.     Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt het plan binnen 2 weken na de vaststelling ter goedkeuring aan de minister gezonden. Het gaat vergezeld van de ingewilligde verzoeken en de stukken genoemd in het eerste lid. Indien de bij het verzoek gevoegde gegevens onvoldoende zijn om het verzoek te kunnen beoordelen, deelt de minister voor 15 september volgend op de in de eerste volzin bedoelde datum aan burgemeester en wethouders mede dat de gegevens voor 15 oktober daaropvolgend dienen te worden aangevuld. Indien de aanvullende gegevens niet voor 15 oktober zijn verstrekt, wordt het verzoek buiten behandeling gelaten.
Ingevolge het derde lid van dit artikel besluit de minister voor 1 januari voorafgaande aan de planperiode. Afschrift van het besluit wordt binnen 2 weken aan de gemeenteraad gezonden. Indien de minister niet voor 1 januari heeft besloten, wordt het plan geacht te zijn goedgekeurd.
Ingevolge het vierde lid, aanhef en onder c, sub 1, van dit artikel onthoudt de minister zijn goedkeuring voor zover wegens een in het plan opgenomen andere school of een in een plan van een andere gemeente opgenomen school, die voor bekostiging in aanmerking zal worden gebracht, niet aannemelijk is dat een school overeenkomstig de artikelen 77 en 78 zal worden bezocht door het ingevolge artikel 77 vereiste aantal leerlingen.
Ingevolge artikel 80, eerste lid, van de WPO kunnen de verzoekers administratief beroep instellen bij de minister indien de gemeenteraad een verzoek tot opneming in het plan van een bijzondere of een openbare school niet heeft ingewilligd.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel neemt de gemeenteraad de school op in het na de beslissing in beroep, de uitspraak of het besluit vast te stellen plan, indien een onherroepelijk geworden beslissing in beroep of een uitspraak naar aanleiding van de beslissing in beroep, dan wel het naar aanleiding daarvan genomen besluit van de minister strekt tot het voor bekostiging in aanmerking brengen van de school.
2.2.    De Stichting heeft bij brief van 14 januari 2005 een verzoek gedaan om opneming van de algemeen bijzondere school "'t Bregje" in het plan met als gewenste ingangsdatum voor bekostiging van de school 1 augustus 2006. Bij besluit van 30 juni 2005 heeft de gemeenteraad de aanvraag van de Stichting afgewezen en "'t Bregje" niet op het plan geplaatst. Tevens heeft de gemeenteraad het verzoek van de stichting "Stichting ABS" (hierna: ABS) om opneming in het plan van de algemeen bijzondere school "Algemene Bijzondere School" ingewilligd. De gemeenteraad heeft aan die beslissing ten grondslag gelegd dat beide aanvragen voldoen aan de wettelijke eisen en in beginsel voor opneming in het plan in aanmerking komen maar er slechts plaats is voor één algemeen bijzondere school, en voorts dat ABS, in tegenstelling tot de Stichting, wordt gedragen door de plaatselijke schoolbesturen, dat verwacht mag worden dat ABS een onderwijsconcept zal aanhangen dat meer aansluit bij het bestaande onderwijs in Oegstgeest en ten slotte dat hij er belang aanhecht dat ABS haar school wil stichten in de wijk Rijnfront, waar nog geen volwaardige school bestaat.
De minister heeft het beroep van de Stichting tegen dit besluit gegrond verklaard en het besluit van de gemeenteraad van 30 juni 2005 in zoverre vernietigd, op de grond dat de afwijzing van het verzoek een wettelijke grondslag ontbeert. Vervolgens heeft de minister beslist dat de door appellante gewenste school niet alsnog voor bekostiging in aanmerking kan worden gebracht. De minister heeft daaraan ten grondslag gelegd dat het plan waarin de "Algemene Bijzondere School" is opgenomen, in rechte onaantastbaar is geworden, zodat vaststaat dat er in Oegstgeest een in het plan opgenomen andere school voor algemeen bijzonder onderwijs is die voor bekostiging in aanmerking zal worden gebracht en de minister daarom ingevolge artikel 79, vierde lid, van de WPO gehouden is zijn goedkeuring te onthouden aan een plan van scholen waarop '"t Bregje" is opgenomen, nu niet aannemelijk is dat deze school overeenkomstig de artikelen 77 en 78 zal worden bezocht door het vereiste aantal leerlingen.
2.3.    De Stichting betoogt dat de minister het plan waarin de "Algemene Bijzondere School" is opgenomen niet had mogen goedkeuren voordat hij had beslist op haar administratief beroep tegen het besluit van de gemeenteraad van 30 juni 2005. Het goedkeuringsbesluit moet daarom worden vernietigd. De minister mocht het goedkeuringsbesluit volgens de Stichting in geen geval aan haar tegenwerpen, omdat de minister in administratief beroep heeft geoordeeld dat de gemeenteraad de afwijzing van haar verzoek op onjuiste gronden heeft gebaseerd en daarmee de grond aan de goedkeuring is komen te ontvallen en voorts omdat de Stichting daardoor een effectief rechtsmiddel tegen de afwijzing van haar verzoek aan de gemeenteraad is onthouden.
2.3.1.    Anders dan de Stichting meent, ziet de gegrondverklaring van haar administratief beroep en de vernietiging van het besluit van de gemeenteraad van 30 juni 2005 slechts op de niet-inwilliging van haar verzoek en is daarmee niet tevens de rechtsgrond komen te ontvallen aan de plaatsing van de "Algemene Bijzondere School" op het plan. De minister heeft bij besluit van 18 oktober 2005 dit plan goedgekeurd. Tegen dat besluit, dat gelet op artikel 79, eerste lid, van de WPO ook de goedkeuring van het niet-inwilligen van het verzoek van de Stichting behelsde, stond voor haar op grond van artikel 71, aanhef en onder a, van de WPO, beroep open bij de Afdeling. De klacht van de Stichting dat de minister het plan heeft goedgekeurd voordat hij op haar administratief beroep heeft beslist, zodat die goedkeuring niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, had in die procedure aan de orde kunnen worden gesteld. Appellante is echter tegen het goedkeuringsbesluit niet opgekomen. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat appellante een effectief rechtsmiddel is onthouden. De Stichting heeft evenwel verzuimd beroep in te stellen tegen het goedkeuringsbesluit, nadat dit aan haar bekend is gemaakt, zodat dit besluit in rechte onaantastbaar is geworden.
2.3.2.    Nu met het goedkeuringsbesluit het plan van scholen 2006-2008  in rechte onaantastbaar is geworden en de in dat plan opgenomen "Algemene Bijzondere School" van dezelfde richting als de door de Stichting gewenste school derhalve reeds voor bekostiging in aanmerking komt, heeft de minister zich met recht op het standpunt gesteld dat het administratief beroep van de Stichting er, gelet op artikel 79, vierde lid, van de WPO, niet toe kan leiden dat de door haar gewenste school "'t Bregje" alsnog voor bekostiging in aanmerking moet worden gebracht.
2.3.3.    Gelet op het vorenstaande slaagt het betoog van de Stichting niet.
2.4.    Het beroep is ongegrond.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Dijk           w.g. Groenendijk
Voorzitter         ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2007
362