200608825/2.
Datum uitspraak: 19 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te Amstelveen,
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 28 september 2005 heeft de gemeenteraad van Amstelveen het bestemmingsplan "Amstelveen Zuid-Oost" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 16 mei 2006, kenmerk 2006-24603, beslist over de goedkeuring van het plan.
Bij uitspraak van 14 september 2006, nummer 200605065/3, heeft de Afdeling dit besluit vernietigd.
Bij brief van 14 november 2006, kenmerk 2006-56898, heeft verweerder medegedeeld dat het bestemmingsplan van rechtswege is goedgekeurd.
Tegen het goedkeuringsbesluit van rechtswege hebben onder meer [verzoeker 2] en [belanghebbende] bij brief van 11 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 13 december 2006, en [verzoeker 1] en anderen bij brief van 7 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 12 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 15 december 2006, hebben [verzoeker 1 en 2] de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 februari 2007, waar verzoekers, bij monde van [verzoeker 1], en verweerder, vertegenwoordig door mr. Y.H.M. Huisman, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad, vertegenwoordigd door J.M. Oudshoorn en drs. I. van Leeningen, ambtenaren van de gemeente, en bijgestaan door mr. M.H.J. van Driel, advocaat te Amsterdam.
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het zuidoostelijke deel van de bebouwde kom van Amstelveen en maakt, voor hier van belang, de vervangende nieuwbouw van het zogenoemde woonzorgcomplex "De Olmenhof" mogelijk.
2.3. Verzoekers stellen dat ten onrechte goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Woonzorgdoeleinden (WZ)", dat voorziet in voormelde vervangende nieuwbouw en beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het plandeel te voorkomen. Zij voeren daartoe onder meer aan dat de voorziene bouwhoogten en het bebouwingspercentage van 90 ter plaatse een gebouw mogelijk maken dat een ernstige aantasting van hun woon- en leefklimaat met zich zal brengen.
2.4. In zijn besluit van 16 mei 2006 heeft verweerder goedkeuring onthouden aan het op de plankaart aangeduide bebouwingspercentage van 90, aangezien hij van mening was dat ter plaatse van het reeds bestaande woonzorgcomplex te massale bebouwing mogelijk werd gemaakt. Dit besluit is door de Afdeling bij uitspraak van 14 september 2006, in zaaknummer 200605065/3, vernietigd, omdat het bestemmingsplan voordien reeds van rechtsweg was goedgekeurd. De gemeenteraad kon zich in de oorspronkelijke onthouding van goedkeuring vinden en heeft derhalve geen reden gezien tegen deze onthouding van goedkeuring beroep in te stellen. Ter zitting is door zowel verweerder als door de gemeenteraad gesteld dat de goedkeuring van rechtswege aan het op de plankaart aangeduide bebouwingspercentage van 90 vernietigd dient te worden.
Gelet op het vorenstaande verwacht de Voorzitter dat de Afdeling in de bodemprocedure tot het oordeel zal komen dat het plandeel in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, zodat de goedkeuring van rechtswege in zoverre voor vernietiging in aanmerking zal komen. Daarbij neemt de Voorzitter in aanmerking dat de voorgestane beperking van het bebouwingspercentage niet bereikt kan worden door enkel het aangeduide bebouwingspercentage te schrappen. In dat geval geldt immers in het geheel geen beperking meer. Dit leidt er toe dat aan het gehele plandeel goedkeuring zal moeten worden onthouden. Derhalve ziet de Voorzitter aanleiding de goedkeuring van rechtswege aan het plandeel met de bestemming "Woonzorgdoeleinden (WG)", zoals aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart, bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.
2.5. Gelet op het vorenstaande wordt tevens voldaan, zij het niet op alle punten, aan het verzoek van [verzoekers]. Dit dient dan ook te worden ingewilligd.
2.6. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het goedkeuringsbesluit van rechtswege ten aanzien van het plandeel met de bestemming "Woonzorgdoeleinden (WZ)", zoals aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;
II. gelast dat de provincie Noord-Holland aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van hun verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Kegge
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2007