ECLI:NL:RVS:2007:AZ9476

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608537/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake het streekplan Gelderland 2005 en zandwinning in de gemeente West Maas en Waal

Op 19 februari 2007 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak is aangespannen door de vereniging 'Bewonersvereniging Zanderover', gevestigd te Lith, tegen de provinciale staten van Gelderland. Dit verzoek volgde op een besluit van 20 september 2006, waarbij het streekplan 'Streekplan Gelderland 2005, Partiële herziening betreffende Over de Maas/West Maas en Waal' werd vastgesteld. Verzoekster heeft op 24 november 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde voor onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van de beleidsbeslissing die in het streekplan was opgenomen, met betrekking tot zandwinning op specifieke locaties in de uiterwaarden van de Maas.

Tijdens de zitting op 9 februari 2007 heeft de Voorzitter de argumenten van beide partijen gehoord. Verzoekster stelde dat de gekozen locaties niet geschikt zijn voor zandwinning en dat er onvoldoende onderzoek is verricht naar de gevolgen van deze activiteit. Tevens werd aangevoerd dat er alternatieven zijn en dat de belangen van de bewoners van de kern Lith niet in aanmerking zijn genomen. De Voorzitter heeft vastgesteld dat de beleidsbeslissing goedkeuring behoeft van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, en dat deze goedkeuring nog niet was verleend. Hierdoor was de beleidsbeslissing nog niet in werking getreden.

De gemeenteraad heeft toegezegd dat er geen ontwerpbestemmingsplan ter inzage zou worden gelegd dat zijn grondslag vindt in de beleidsbeslissing, totdat de Afdeling op de beroepen had beslist. De Voorzitter concludeerde dat er geen sprake was van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening vereiste en heeft het verzoek afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 19 februari 2007.

Uitspraak

200608537/2.
Datum uitspraak: 19 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
De vereniging "Bewonersvereniging Zanderover", gevestigd te Lith,
verzoekster,
en
provinciale staten van Gelderland,
verweerders.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2006 hebben verweerders, op voorstel van het college van gedeputeerde staten van 4 juli 2006, het streekplan "Streekplan Gelderland 2005, Partiële herziening betreffende Over de Maas/West Maas en Waal" (hierna: het streekplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 24 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 28 november 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 25 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 28 november 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 februari 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door G.M.A. Hagoort, en verweerders, vertegenwoordigd door H. Kimmels en ing. J.A.M. Bouw, ambtenaren van de provincie, en bijgestaan door mr. J.A.M. van der Velden, advocaat te Breda, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van West Maas en Waal, vertegenwoordigd door G.P.J. Zondag en M.G.M. Megens, ambtenaren van de gemeente, en bijgestaan door mr. J. Hoekstra, advocaat te Amsterdam.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het streekplan voorziet, voor zover hier van belang, in een concrete beleidsbeslissing (hierna: cbb), die betrekking heeft op zandwinning op de locaties "Over de Maas" en "Moleneindsche Waard" in de uiterwaarden van de Maas in de gemeente West Maas en Waal.
2.3.    Verzoekster stelt dat verweerders ten onrechte voormelde cbb hebben vastgesteld en beoogt met haar verzoek onomkeerbare gevolgen als gevolg van de inwerkingtreding van de cbb te voorkomen. Daartoe voert zij onder meer aan dat indien op korte termijn een ontwerpbestemmingsplan, dat zijn grondslag vindt in voormelde cbb, ter inzage wordt gelegd artikel 24 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) met zich brengt dat zij hiertegen geen zienswijzen naar voren kan brengen. Zij voert aan dat de gekozen locaties niet geschikt zijn voor zandwinning en er onvoldoende onderzoek is verricht naar de gevolgen van zandwinning ter plaatse. Voorts wijst zij op het bestaan van alternatieven en voert zij aan dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de belangen van de bewoners van de kern Lith.
2.4.    Tussen partijen is niet in geding dat de in het streekplan opgenomen cbb ingevolge artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 goedkeuring behoeft van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerders het streekplan ter goedkeuring hebben aangeboden aan de Minister, maar dat deze daarop nog niet heeft beslist. De Voorzitter stelt, gelet op artikel 10:25 van de Algemene wet bestuursrecht, vast dat als gevolg van het ontbreken van voormeld besluit omtrent goedkeuring de cbb thans nog niet inwerking is getreden.
Voorts is ter zitting door de gemeenteraad toegezegd dat geen ontwerpbestemmingsplan ter inzage zal worden gelegd dat zijn grondslag vindt in voormelde ccb, voordat de Afdeling heeft beslist op de beroepen tegen voormelde cbb, mits de uitspraak van de Afdeling niet later dan op 1 juli 2008 openbaar wordt gemaakt. De Voorzitter verwacht dat de Afdeling voor 1 juli 2008 uitspraak zal hebben gedaan in de bodemzaak.
2.5.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter niet dat er sprake is van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening vereist. Het verzoek dient daarom te worden afgewezen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Kegge
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2007
459