ECLI:NL:RVS:2007:AZ9017

Raad van State

Datum uitspraak
21 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200600717/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring wijzigings- en uitwerkingsplan Stadsweide door college van burgemeester en wethouders van Roermond

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het wijzigings- en uitwerkingsplan "Bestemmingsplan Stadsweide, wijzigings- en uitwerkingsplan ex artikel 11 WRO: Kazernevoorterrein Roermond" door het college van burgemeester en wethouders van Roermond. Het college heeft op 1 november 2005 het plan vastgesteld, waarna het college van gedeputeerde staten van Limburg op 13 december 2005 goedkeuring verleende. De stichting "Stichting Ruimte" heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij aanvoert dat het plan in strijd is met het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005) en het beschermd stadsgezicht aantast.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 21 november 2006 behandeld. De appellante stelt dat de luchtkwaliteitsnormen voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) worden overschreden en dat de voorziene bebouwing het beschermd stadsgezicht in de binnenstad aantast. De verweerder heeft echter geconcludeerd dat het plan niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening en dat de luchtkwaliteitsnormen worden nageleefd.

De Afdeling overweegt dat de door appellante aangevoerde bezwaren niet aannemelijk zijn gemaakt. De rapporten van Grontmij Nederland B.V. en andere deskundigen tonen aan dat de luchtkwaliteit voldoet aan de gestelde normen. Ook is vastgesteld dat de afstand tussen de bebouwing en het beschermd stadsgezicht voldoende is om geen aantasting te veroorzaken. De Afdeling concludeert dat het college van burgemeester en wethouders in redelijkheid goedkeuring heeft verleend aan het plan. Het beroep van de appellante wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

200600717/1.
Datum uitspraak: 21 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting "Stichting Ruimte", gevestigd te Roermond,
appellante,
en
het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 1 november 2005, heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond het wijzigings- en uitwerkingsplan "Bestemmingsplan Stadsweide, wijzigings- en uitwerkingsplan ex artikel 11 WRO: Kazernevoorterrein Roermond" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 13 december 2005, kenmerk 2005/58022, beslist over de goedkeuring van het uitwerkingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 23 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 24 januari 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de gemeenteraad van Roermond, appellante en [partij], die als partij tot het geding is toegelaten. Deze stukken zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en verweerder vertegenwoordigd door mr. J.J.A.J.M. Timmermans, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Roermond, vertegenwoordigd door          ing. H. Luth en L. de Wild, beiden ambtenaar van de gemeente, alsmede           ing. A.P.A. van Ewijk en ir. J.C. Jacobs, als deskundigen aangemeld door het college en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], medewerker van de vennootschap.
2.    Overwegingen
Toetsingskader
2.1.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een uitwerkingsplan en een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO), voor zover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan moet worden uitgewerkt volgens bij het plan te geven regelen en dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing over de goedkeuring van een uitwerkingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregelen is voldaan. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan gegeven regelen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Standpunt appellante
2.2.    Appellante stelt dat verweerder het wijzigings- en uitwerkingsplan (hierna: het plan) ten onrechte heeft goedgekeurd.                                       Naar haar mening is het plan in strijd met het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: het Blk 2005), aangezien uit de rapporten die aan het plan ten grondslag zijn gelegd kan worden afgeleid dat de normen die gelden voor NO2 en PM10 worden overschreden. Zij acht het standpunt van verweerder dat het doorgaande vrachtverkeer langs het plangebied zal afnemen als gevolg van de aanleg van de A73 onhoudbaar.                                                                                                       Voorts tasten de hoogte en de nabijheid van de voorziene bebouwing het beschermd stadsgezicht in de binnenstad aan en is deze bebouwing in strijd met het bestemmingsplan "Binnenstad" en het gemeentelijke beleid, aldus appellante.
Bestreden besluit
2.3.    Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd. Het plan is in overeenstemming met artikel 7 en artikel 15, vierde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Stadsweide". Verweerder stemt in met het standpunt van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond over de zienswijze van appellante.
Vaststelling van de feiten
2.4.    Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.4.1.    Het plan voorziet in de uitwerking van de bestemming "Uit te werken gemengde doeleinden -UGD-" zoals geregeld in artikel 7 van de voorschriften behorende bij in het bestemmingsplan "Stadsweide" en de toevoeging van een woonfunctie - maximaal 180 woningen, uitsluitend in gestapelde vorm - met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 15, vierde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Stadsweide". Het plan maakt een combinatie mogelijk van functies zoals vrijetijdsvoorzieningen, kantoren, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en wonen. Vast staat dat het plan in overeenstemming is met deze voorschriften.                                                   Ten zuiden van het plangebied ligt het beschermd stadsgezicht, het oude centrumgebied van Roermond. Dit gebied ligt op minstens 34 meter afstand van het plangebied en wordt daarvan gescheiden door de N280/Wilhelminasingel. De afstand van het plangebied tot de bebouwing van het beschermd stadsgezicht varieert van 40 meter tot meer dan 100 meter. Blijkens de aanduiding op de plankaart geldt voor de bebouwing die het dichtst bij het beschermd stadgezicht is voorzien een maximaal toegestane bouwhoogte van 20 meter.
2.4.2.    Uit artikel 37 van het Blk 2005 volgt dat het Blk 2005 op dit geschil van toepassing is.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van het Blk 2005, voor zover hier van belang, nemen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, de in dit besluit genoemde grenswaarden voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) in acht.
Ingevolge artikel 7, derde lid, van het Blk 2005 kunnen bestuursorganen de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, in afwijking van dat lid mede uitoefenen indien:
a. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft.
b. bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert.
2.4.3.    Ingevolge artikel 15, eerste lid, onder b, van het Blk 2005 geldt voor de bescherming van de gezondheid van de mens voor stikstofdioxide (NO2) een grenswaarde van 40 microgram per m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010, en een grenswaarde van 200 microgram per m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal achttien maal per kalenderjaar mag worden overschreden.         Ingevolge artikel 20 van het BlK 2005 gelden voor PM10 de volgende grenswaarden voor de bescherming van de gezondheid van de mens:                                                                                                           a. 40 microgram per m³ als jaargemiddelde concentratie;                                 b. 50 microgram per m³ als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden.
2.4.4.    In de nota van zienswijzen van het college van burgemeester en wethouders van Roermond is vermeld dat de normen die gelden voor NO2 niet worden overschreden. De normoverschrijding voor PM10 is geen gevolg van het plan maar houdt verband met de aanwezige te hoge achtergrondwaarde. Teneinde deze normoverschrijding in 2010 te beëindigen, heeft het college op 20 september 2005 besloten overeenkomstig artikel 8 eerste lid, van het BlK 2005 een actieplan op te stellen. Hierin zullen maatregelen worden opgenomen om aan de gestelde grenswaarden te kunnen voldoen.
2.4.5.    In het rapport van Arcadis "Luchtkwaliteit Stadsweide Kazernevoorterrein te Roermond", van november 2004, is vermeld dat in de huidige situatie een overschrijding plaatsvindt van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie NO2. In het jaar 2015 zal geen sprake zijn van overschrijdingen van voornoemde grenswaarde en zullen ook geen overschrijdingen optreden van de grenswaarde betreffende de uurgemiddelde concentratie van NO2. Ten aanzien van PM10 is vermeld dat in het gehele plangebied de norm voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie zowel in de huidige als in de toekomstige situatie vaker wordt overschreden dan de toegestane 35 maal per kalenderjaar. Het aantal overschrijdingen neemt in de periode 2003-2015 af.
2.4.6.    In het rapport "Onderzoek naar de luchtkwaliteit Kazernevoorterrein te Roermond", van Grontmij Nederland B.V., van 22 augustus 2005, zijn de resultaten neergelegd van een onderzoek naar de luchtkwaliteit. In dit rapport is vermeld dat in de huidige situatie langs de N280/Hornerweg een zeer beperkte overschrijding plaatsvindt van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie NO2. Voor de situatie bij autonome ontwikkeling vindt voor de jaren 2010 en 2015 geen overschrijding plaats van de grenswaarden voor NO2. Dit geldt eveneens voor de situatie na planrealisatie. Hiermee voldoet de luchtkwaliteit boven het plangebied in zoverre aan de grenswaarden als gesteld in het Blk 2005.
Ten aanzien van PM10 wordt gesteld dat de geconstateerde overschrijdingen van de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie het gevolg zijn van de autonome ontwikkeling van de lokale luchtkwaliteit en het verkeersaanbod maar niet het gevolg van de uitvoering van het plan.
2.4.7.    In het overgelegde Luchtkwaliteitsplan Roermond 2004/2005, versie maart 2006, opgesteld door DHV B.V., wordt onder meer de conclusie getrokken dat verschillen in uitkomsten van de verkeersmodellen met het oog op de afwikkeling van het verkeer bij de realisatie van de A73 van invloed zijn op de prognoses voor de concentraties NO2 en PM10. In 2005 is een aantal knelpunten vastgesteld, onder andere op de Wilhelminasingel. Uit de berekeningen volgt dat op de knelpunten in 2010 en 2015 geen overschrijdingen van de grenswaarden van het BlK 2005 zijn te verwachten, met uitzondering van de Keulsebaan ter hoogte van het industrieterrein.
2.4.8.    In het rapport "Herberekening luchtkwaliteit Kazernevoorterrein" van Grontmij Nederland B.V. van 9 november 2006 wordt geconcludeerd dat de effecten op de luchtkwaliteit als gevolg van de realisatie van het plan zijn beoordeeld in relatie tot de huidige inzichten in de ontwikkeling van de toekomstige luchtkwaliteit.                                          Uit de berekeningsresultaten volgt dat het plan niet leidt tot overschrijding van de grenswaarden van het BlK 2005 voor NO2 en PM10. Zo is blijkens tabel 4 in de bestaande situatie het aantal overschrijdingsdagen van de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10 ter plaatse van de N280/Wilhelminasingel, N280/Hornerweg, Maashaven West en Maashaven Noord, berekend op respectievelijk 30, 33, 20 en 20. Blijkens tabel 5 van dit rapport is wat betreft de autonome ontwikkeling voor het jaar 2010 het aantal overschrijdingsdagen van de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10 bij de 4 vermelde meetpunten berekend op respectievelijk 25, 25, 21 en 21 en na planrealisatie voor het jaar 2010 bij dezelfde meetpunten op respectievelijk 25, 26, 21 en 21.
2.4.9.    Ingevolge artikel 7, tweede lid, onder d, van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan "Stadsweide" dient bij de situering en maatvoering van de bebouwing op het plandeel met de bestemming "Uit te werken gemengde doeleinden -UGD-" rekening te worden gehouden met de instandhouding van de zichtlijn tussen enerzijds -globaal- het kruispunt Wilhelminasingel - Buitenop en anderzijds het centrale deel van het monumentale poortgebouw van de voormalige Ernst Casimirkazerne en de bioscoop als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder e, met dien verstande dat indien bij de realisering van de bestemming "Uit te werken gemengde doeleinden -UGD-" die zichtlijn in wezenlijke mate wordt belemmerd, rekening dient te worden gehouden met de plaatsing van een reclamemast of een soortgelijk object, met een hoogte van maximaal 40 meter, ter markering van de aanwezigheid van het designer outlet centre en de hiervoor bedoelde bioscoop.
2.4.10.    In hoofdstuk 2 van de plantoelichting is vermeld dat met het ontwerp is getracht een stedenbouwkundig en architectonisch kwalitatief hoogstaande invulling te geven aan het Kazernevoorterrein, rekening houdend met de eis vanuit het beschermd stadsgezicht (handhaving zichtlijn Wilhelminasingel/Buitenop - monumentaal poortgebouw van de Ernst Casimirkazerne).
Oordeel van de Afdeling
2.5.     Met betrekking tot de beroepsgrond van appellant dat het plan in strijd is met het Blk 2005, overweegt de Afdeling het volgende.         Gelet op het onder 2.4.8. weergegeven rapport van Grontmij Nederland B.V. van 9 november 2006, dat is ingebracht als nadere onderbouwing van de eerder uitgebrachte rapportage van 22 augustus 2005 over de luchtkwaliteitsaspecten van het plan, voldoet het plan aan de grenswaarden inzake NO2. Verder blijkt uit dat rapport dat bij een vergelijking van de autonome situatie met de situatie na planrealisatie het wettelijk toegestane aantal overschrijdingsdagen van de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie van PM10 in beide situaties niet wordt overschreden. Dit nader ingebrachte rapport bevat een herberekening van de luchtkwaliteit op basis van de verkeerskenmerken, waarvan de herkomst en de achtergrond reeds zijn beschreven in het rapport van 22 augustus 2005. Bij deze herberekening zijn in aanvulling op de eerdere rapportage de meest recente inzichten in de ontwikkeling van de toekomstige luchtkwaliteit, zoals die door het Milieu- en Natuur Planbureau en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in maart 2006 zijn bekend gemaakt, verwerkt en is een daarop afgestemde rekenmethodiek toegepast. Naar appellante betoogt, zijn met dit nadere rapport haar eerder op het punt van de luchtkwaliteit naar voren gebrachte bezwaren niet weerlegd. De Afdeling stelt vast dat de door appellante aangevoerde bezwaren voornamelijk zijn gericht tegen de door DHV B.V. gehanteerde meet- en rekenmethode, zoals deze ten grondslag is gelegd aan het onder 2.4.7. genoemde luchtkwaliteitsplan. Niet aannemelijk is gemaakt dat de door Grondmij Nederland B.V. in haar rapport en nader rapport gehanteerde uitgangspunten onjuist zijn. Weliswaar heeft appellante betoogd dat onjuiste invoergegevens zijn gehanteerd en onjuiste aannames zijn gedaan voor de in het jaar 2010 te verwachten verkeersintensiteit, maar ter zitting is mede aan de hand van een toelichting van de zijde van het college van burgemeester en wethouders van Roermond aannemelijk geworden dat bij de vaststelling van het plan rekening is gehouden met de aanleg van de A73, de veranderingen in de verkeersinfrastructuur en de ontwikkeling van het vrachtverkeer.
2.6.     Met betrekking tot de beroepsgrond van appellante dat de hoogte en de nabijheid van de voorziene bebouwing het beschermd stadsgezicht in de binnenstad aantasten, overweegt de Afdeling het volgende.
Niet in geschil is dat het plan past binnen de uitwerkings- en wijzigingsregels van het bestemmingsplan "Stadsweide" en dat derhalve is voldaan aan de voorwaarde met betrekking tot de handhaving van de in overweging 2.4.9. genoemde zichtlijn. Verder is van belang dat het plangebied en het beschermd stadgezicht worden gescheiden door de N280/Wilhelminasingel, waardoor het meest nabij gelegen punt van de voorziene bebouwing zich bevindt op een afstand tot de bebouwing van het beschermd stadsgezicht die varieert van 40 m tot meer dan 100 m. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat, vanwege de dichtstbijzijnde voorziene bebouwing met een maximaal toegestane bouwhoogte van 20 meter, sprake zal zijn van aantasting van het beschermd stadsgezicht en dat het plan daarom in strijd is met het voor het beschermd stadsgezicht geldende bestemmingsplan "Binnenstad". Blijkens het overgelegde kaartmateriaal wordt het zicht van noord naar zuid niet aangetast. Weliswaar wordt het zicht van west naar oost enigermate beperkt, maar verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat deze beperking niet in strijd is met het geldende beleid ten aanzien van het beschermde stadsgezicht. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat de bestaande maaiveldhoogte aan de noordwestzijde van het beschermd stadsgezicht vergelijkbaar is met die van het plangebied. Verder is ter zitting gebleken dat de zichtlijnen worden gerespecteerd die zijn opgenomen in de 'Atlas voor ruimtelijke kwaliteitszorg', welke als bijlage is opgenomen bij het bestemmingsplan "Stadsweide".
2.7.    Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
Proceskostenveroordeling
2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, Voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Ettekoven       w.g. Broekman
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2007
12.