ECLI:NL:RVS:2007:AZ8983

Raad van State

Datum uitspraak
21 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200602708/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • J.R. Schaafsma
  • H.P.J.A.M. Hennekens
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar omgevingsvergunning voor geluidsgrenswaarden

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 februari 2007 uitspraak gedaan over een hoger beroep van een appellante tegen een besluit van de gedeputeerde staten van Zeeland. Het geschil betreft de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar van appellante tegen een besluit van 27 september 2005, waarbij hogere geluidsgrenswaarden zijn vastgesteld voor 285 woningen op verzoek van de besloten vennootschap 'Zeeland Seaports Beheer B.V.'. Appellante stelde dat haar woning, hoewel er geen hogere geluidsgrenswaarde voor was vastgesteld, ook een hogere geluidbelasting zou ondervinden op basis van de geluidrapporten.

De Afdeling heeft vastgesteld dat er geen verzoek tot vaststelling van hogere geluidsgrenswaarden voor de woning van appellante is gedaan. Hierdoor zijn er geen rechtsgevolgen ontstaan die het belang van appellante rechtstreeks raken. De Afdeling oordeelde dat de gedeputeerde staten van Zeeland terecht het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk hebben verklaard, omdat appellante niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht.

Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin, en de beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200602708/1.
Datum uitspraak: 21 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2005 heeft verweerder op verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Zeeland Seaports Beheer B.V." voor in totaal 285 woningen hogere geluidsgrenswaarden vastgesteld.
Bij besluit van 21 februari 2006, verzonden op 2 maart 2006, heeft verweerder het door appellante hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 10 april 2006, bij de Raad van State ingekomen op 10 april 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 4 mei 2006.
Bij brief van 26 juli 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante en verweerder. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 februari 2007, waar appellante, in persoon en bijgestaan door A. Reimerink, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. A. Scherbeijn en mr. M.P.A.H. van Erven ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 20.1, eerste lid van de Wet milieubeheer, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar maken. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van die wet wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.    Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder terecht het bezwaar van appellante tegen het besluit van 27 september 2005 niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat appellante geen belanghebbende is.
Appellante voert in dat kader aan dat er voor haar woning geen hogere geluidgrenswaarde is vastgesteld maar dat haar woning gezien de opgestelde geluidrapporten - net als de woningen waarvoor wel een hogere waarde is vastgesteld - een hogere geluidbelasting zal gaan ondervinden.
2.3.    De Afdeling stelt op basis van de stukken vast dat er geen verzoek tot vaststelling van hogere geluidsgrenswaarden is gedaan voor de woning van appellante. Nu er om die reden bij het besluit van 27 september 2005 voor de woning van appellant geen hogere geluidsgrenswaarden zijn vastgesteld, worden er door dat besluit geen rechtsgevolgen in het leven geroepen waarbij het belang van appellante rechtstreeks is betrokken. De Afdeling is dan ook van oordeel dat verweerder het bezwaar van appellante tegen het besluit van 27 september 2005 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.4.    Het beroep is ongegrond.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. H.P.J.A.M. Hennekens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll                w.g. Van der Zijpp
Voorzitter            ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2007
262-529.