ECLI:NL:RVS:2007:AZ7992

Raad van State

Datum uitspraak
31 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200700427/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • L.J. Können
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de Raad van State op 31 januari 2007 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, welke door de minister was afgewezen op 27 maart 2006. De rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de minister op 18 december 2006. De minister werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.

De vreemdeling stelde hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank en verzocht de Voorzitter van de Raad van State om een voorlopige voorziening. De Voorzitter, H. Troostwijk, oordeelde dat het betoog van de vreemdeling dat het verzoekschrift van de minister niet-ontvankelijk was, niet kon slagen. De vermelding van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in het verzoekschrift werd als een kennelijke verschrijving aangemerkt, aangezien de lastgeving was ondertekend namens de Minister van Justitie.

De Voorzitter oordeelde dat er geen bijzondere belangen waren die noodzaakten tot het treffen van een voorlopige voorziening, maar dat het verzoeker in afwachting van de uitspraak op het hoger beroep niet verplicht was om gevolg te geven aan de aangevallen uitspraak. De beslissing werd genomen met toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de Voorzitter bepaalde dat de Minister van Justitie geen nieuw besluit hoefde te nemen totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

200700427/2.
Datum uitspraak: 31 januari 2007
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de Minister van Justitie,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/20079 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, van 18 december 2006 in het geding tussen:
[vreemdeling],
en
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 maart 2006 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie (hierna: de minister) een aanvraag van [vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) om hem een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 18 december 2006, verzonden op 19 december 2006, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Arnhem, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 16 januari 2007, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 23 januari 2007 heeft de vreemdeling een reactie ingediend.
2. Overwegingen
2.1. Het betoog van de vreemdeling dat het verzoekschrift van de minister niet-ontvankelijk is, omdat hierin is vermeld dat de indiener schriftelijk wordt gelast om namens de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie hoger beroep in te stellen, maar dat deze niet langer bevoegd is op te treden in vreemdelingenzaken, kan niet slagen. Uit de schriftelijke lastgeving blijkt dat deze is gegeven en ondertekend namens de Minister van Justitie. De vermelding van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dient als een kennelijke verschrijving te worden aangemerkt.
2.2. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat verzoeker in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep aan de aldus bestreden uitspraak geen gevolg hoeft te geven.
2.3. Niet valt op voorhand uit te sluiten dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven. De uitspraak op dat hoger beroep zal op korte termijn worden gedaan. Onder die omstandigheden en nu niet is gebleken van bijzondere belangen die er in dit geval toe nopen dat aan de aangevallen uitspraak gevolg wordt gegeven voordat op het hoger beroep is beslist, ziet de Voorzitter aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de Minister van Justitie geen nieuw besluit hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. L.J. Können, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk
Voorzitter w.g. Können
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2007
301-532.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak