ECLI:NL:RVS:2007:AZ7978

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607095/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Vlasblom
  • F.P. Zwart
  • G.J. van Muijen
  • G.J. Michiels van Kessenich
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering bijstand door korpsbeheerder

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant sub 1 tegen de korpsbeheerder van de politieregio Midden en West Brabant. De korpsbeheerder had bij besluit van 7 april 2006 de bijstand of vertegenwoordiging door [partij] voor de duur van één jaar geweigerd. Appellant sub 1 maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de korpsbeheerder verklaarde het bezwaar ongegrond. De voorzieningenrechter van de rechtbank Breda verklaarde het beroep van appellant sub 1 gegrond en vernietigde het besluit van de korpsbeheerder, waarbij deze werd veroordeeld in de proceskosten van appellant sub 1 tot een bedrag van € 644,00.

Tegen deze uitspraak hebben zowel appellant sub 1 als de korpsbeheerder hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 17 januari 2007 trok de korpsbeheerder zijn hoger beroep in. Appellant sub 1 stelde dat de proceskostenveroordeling van de voorzieningenrechter niet juist was, aangezien hij zowel een verzoek tot voorlopige voorziening als een beroepschrift had ingediend. De Raad van State oordeelde dat de voorzieningenrechter de proceskosten had moeten begroten op € 966,00 in plaats van € 644,00.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep van appellant sub 1 gegrond en vernietigde de uitspraak van de voorzieningenrechter voor wat betreft de hoogte van de proceskostenveroordeling. De korpsbeheerder werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant sub 1 tot een bedrag van € 1.677,97, inclusief het door appellant sub 1 betaalde griffierecht van € 211,00. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 7 februari 2007.

Uitspraak

200607095/1.
Datum uitspraak: 7 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1.    [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2.    de korpsbeheerder van de politieregio Midden en West Brabant,
appellanten,
tegen de uitspraak in de zaken nos. 06/2202 en 06/3427 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 25 augustus 2006 in het geding tussen:
appellant sub 1
en
appellant sub 2.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2006 heeft appellant sub 2 (hierna: de korpsbeheerder) bijstand of vertegenwoordiging door [partij] geweigerd voor de duur van één jaar.
Bij besluit van 2 juni 2006 heeft de korpsbeheerder het door appellant sub 1 daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 augustus 2006, verzonden op 31 augustus 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [appellant sub 1] ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 7 april 2006 geschorst en de korpsbeheerder veroordeeld in de proceskosten van [appellant sub 1] tot een bedrag van € 644,00. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] bij brief van 25 september 2006, bij de Raad van State ingekomen op 26 september 2006, en de korpsbeheerder bij brief van 12 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 9 november 2006 heeft de korpsbeheerder van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 januari 2007, waar [appellant sub 1], bijgestaan door [partij], werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury, en de korpsbeheerder, vertegenwoordigd door mr. L.W.H. van den Berg, juridisch medewerker bij de politieregio Midden en West Brabant, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De korpsbeheerder heeft zijn hoger beroep ter zitting ingetrokken.
2.2.    Ten aanzien van het hoger beroep van [appellant sub 1].
2.3.    [appellant sub 1] stelt zich met succes op het standpunt dat de voorzieningenrechter met de veroordeling van de korpsbeheerder in de proceskosten van [appellant sub 1] tot een bedrag van € 644,00 niet tot een juiste proceskostenveroordeling is gekomen. [appellant sub 1] heeft zowel een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening als een beroepschrift ingediend en hij is ter zitting van de voorzieningenrechter verschenen. Nu de voorzieningenrechter het beroep gegrond heeft verklaard en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft toegewezen had de voorzieningenrechter de door [appellant sub 1] gemaakte, en door de korpsbeheerder te vergoeden, proceskosten, in plaats van op € 644,00 dienen te begroten op € 966,00.
2.4.    Het hoger beroep van [appellant sub 1] is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd wat betreft de hoogte van de toegekende proceskostenveroordeling. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de korpsbeheerder op na te melden wijze in de proceskosten van het beroep veroordelen.
2.5.    De korpsbeheerder dient voorts ten aanzien van [appellant sub 1] op na te melden wijze in de proceskosten van het hoger beroep te worden veroordeeld.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het hoger beroep van B. [appellant sub 1] gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Breda van 25 augustus 2006 in de zaken nos. 06/2202 en 06/3427, voor zover de korpsbeheerder daarbij is veroordeeld in de kosten die [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken, begroot op € 644,00;
III.    veroordeelt de korpsbeheerder van de Politieregio Midden en West Brabant tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.677,97 (zegge: zestienhonderdzevenenzeventig euro en zevenennegentig cent), waarvan een gedeelte groot € 1.610,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de politieregio Midden en West Brabant aan [appellant sub 1] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IV.    gelast dat de politieregio Midden en West Brabant aan [appellant sub 1] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 211,00 (zegge: tweehonderdelf euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Voorzitter, en mr. F.P. Zwart en mr. G.J. van Muijen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Michiels van Kessenich, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom            w.g. Michiels van Kessenich
Voorzitter                       ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2007
450