ECLI:NL:RVS:2007:AZ7966

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200609278/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake vergunning voor uitbreiding vrieshuis en verwerkingsruimte met bio-olie motoren

Op 2 februari 2007 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door een verzoeker tegen een besluit van 7 november 2006, waarbij de gemeente Olst-Wijhe een vergunning had verleend aan vergunninghoudster voor de uitbreiding van een vrieshuis en verwerkingsruimte met twee bio-olie motoren en een Organic Rankine Cycle. Deze uitbreiding was bedoeld voor de productie van groene stroom op een specifieke locatie.

Het besluit tot vergunningverlening werd op 17 november 2006 ter inzage gelegd. De verzoeker heeft op 22 december 2006 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 23 januari 2007, waar de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, heeft vergunninghoudster verklaard dat de bouw van de installaties voor onbepaalde tijd is stilgelegd vanwege de afschaffing van de subsidieregeling voor dergelijke installaties. Hierdoor zou de bouwvergunning niet eerder worden aangevraagd dan wanneer er een nieuwe subsidieregeling van kracht zou zijn.

De Voorzitter heeft overwogen dat het nog geruime tijd zal duren voordat de realisatie van de installaties kan beginnen en dat de verzoeker daarom geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 februari 2007.

Uitspraak

200609278/2.
Datum uitspraak: 2 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Olst-Wijhe,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 7 november 2006 heeft verweerder aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het uitbreiden van een vrieshuis en verwerkingsruimte met twee bio-olie motoren en een Organic Rankine Cycle ten behoeve van de productie van groene stroom aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 17 november 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoeker bij brief van 22 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 december 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 22 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 december 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 17 januari 2007 is een nader stuk ontvangen van verweerder. Deze is aan de andere partijen toegezonden.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 januari 2007, waar verzoeker bijgestaan door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Eindhoven, en verweerder vertegenwoordigd door ing. F. Schothuis en J.M.T. Merkenij, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Tevens is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en W.J. Bouwhuis, gemachtigden, als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Ter zitting heeft vergunninghoudster gesteld dat de bouw van de twee bio-olie motoren en de Organic Rankine Cycle voor onbepaalde tijd is stilgelegd, vanwege de afschaffing van de voor dergelijke installaties geldende subsidieregeling. Zij heeft verder verklaard dat de bouw van de onderhavige installaties niet eerder zal worden hervat dan wanneer er een nieuwe subsidieregeling van kracht zal worden. De voor de bouw noodzakelijke bouwvergunning tweede fase zal dan ook niet worden aangevraagd.
Gelet op het bovenstaande overweegt de Voorzitter dat het nog geruime tijd zal duren voordat met de realisering van de onderhavige installaties een aanvang zal kunnen worden gemaakt. De Voorzitter is daarom van oordeel dat verzoeker geen spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Er bestaat derhalve aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink            w.g. Klap
Voorzitter           ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2007
315