ECLI:NL:RVS:2007:AZ7964

Raad van State

Datum uitspraak
2 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608524/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • C. Taal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Groenzone Berkel-Pijnacker

Op 2 februari 2007 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot het bestemmingsplan "Groenzone Berkel-Pijnacker". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp op 23 februari 2006, voorziet in een juridisch-planologische regeling voor de ontwikkeling van een deel van de Groen-Blauwe slinger. Verzoekster, die haar bedrijf op het betrokken perceel heeft, heeft tegen de goedkeuring van het plan door het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter heeft het verzoek op 26 januari 2007 ter zitting behandeld, waar zowel verzoekster als verweerder vertegenwoordigd waren.

In de overwegingen van de Voorzitter werd vastgesteld dat het plan de bestemming "Recreatieve doeleinden en Natuur" aan het perceel van verzoekster heeft gegeven, wat volgens haar de continuïteit van haar bedrijfsvoering in gevaar brengt. De Voorzitter oordeelde dat er geen aanleiding was om te veronderstellen dat de gronden van verzoekster niet binnen de planperiode verworven zouden worden. Tevens werd opgemerkt dat het gemeentebestuur en verweerder hebben verklaard te trachten tot een minnelijke oplossing te komen. Indien dit niet lukt, kan een onteigeningsprocedure worden gestart.

De Voorzitter concludeerde dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat het scheppen van de mogelijkheid voor uitbreiding van het bedrijf niet met een uitspraak van de Afdeling kon worden bewerkstelligd. De beslissing om het verzoek af te wijzen werd op 2 februari 2007 in het openbaar uitgesproken, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200608524/2.
Datum uitspraak: 2 februari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 februari 2006 heeft de gemeenteraad van
Pijnacker-Nootdorp het bestemmingsplan "Groenzone Berkel-Pijnacker" vastgesteld.
Bij besluit van 12 september 2006, kenmerk DRM/ARW/06/2916A, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 7 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 november 2006, bij de Raad van State ingekomen op 8 november 2006, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 januari 2007, waar verzoekster, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door drs. C.N. Amerlaan, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. L. Berkemeijer, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar verschenen de gemeenteraad van Pijnacker-Nootdorp, vertegenwoordigd door R. van den Bosch en drs. A. Wamsteeker, beiden ambtenaar van de gemeente.
2.    Overwegingen
2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2.    Het plan voorziet in een juridisch-planologische regeling ten behoeve van de ontwikkeling van een deel van de zogenoemde Groen-Blauwe slinger.
2.3.    Verzoekster stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Recreatieve doeleinden en Natuur" ter plaatse van het perceel [locatie] te [plaats] (verder: het perceel), waar verzoekster haar bedrijf voert. Volgens haar is niet aannemelijk dat het bedrijf op korte termijn zal worden verplaatst. Verzoekster stelt dat het plan meebrengt dat haar bedrijfsvoering ernstig wordt belemmerd omdat het plan slechts het treffen van beperkte voorzieningen mogelijk maakt en geen mogelijkheid wordt geboden het bedrijf uit te breiden, waardoor de continuïteit van haar bedrijf in gevaar komt.
2.4.    Verweerder heeft goedkeuring verleend aan het plandeel met de bestemming "Recreatieve doeleinden en Natuur" ter plaatse van het perceel.
2.5.    Met het plan wordt beoogd een gedeelte van het plangebied, waaronder het perceel van verzoekster, te transformeren tot een natuur- en recreatiegebied. Het perceel is in eigendom van verzoekster en wordt thans agrarisch gebruikt. Tussen partijen is niet in geschil dat het bedrijf van verzoekster legaal op de gronden is gevestigd en dat het plan tot gevolg heeft dat het bedrijf van verzoekster, voor zover dat is gevestigd op het deel van het perceel waarop de bestemming "Recreatieve doeleinden en Natuur" is gelegd, onder het overgangsrecht is gebracht.
De Voorzitter ziet in hetgeen verzoekster heeft aangevoerd geen aanleiding voor de verwachting dat de gronden van verzoekster niet binnen de planperiode zullen worden verworven. Daarbij merkt de Voorzitter op dat het gemeentebestuur en verweerder ter zitting hebben verklaard dat wordt getracht met verzoekster tot minnelijke overeenstemming te komen. Indien de onderhandelingen niet tot overeenstemming tussen partijen leiden zal een onteigeningsprocedure worden gestart.
Dat een deel van het bedrijf van verzoekster onder het overgangsrecht is gebracht brengt, gelet op de overgangsbepalingen in het plan, mee dat de huidige bedrijfsvoering ter plaatse mag worden voortgezet en gewijzigd, mits daardoor de afwijkingen van het plan niet worden vergroot.
Voor zover het verzoek van verzoekster ertoe strekt dat verwezenlijking van bouwplannen ten behoeve van uitbreiding van het bedrijf mogelijk wordt, terwijl het bestemmingsplan niet in die mogelijkheid voorziet, overweegt de Voorzitter dat verzoekster niet is gebaat bij schorsing van enig deel van het bestreden besluit. Verwezenlijking van uitbreidingen of voorzieningen wordt daarmee immers niet mogelijk. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. Die uitspraak zou kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan het plandeel, doch daarmee zou verwezenlijking van de gewenste uitbreidingen of voorzieningen nog niet mogelijk zijn. Gelet hierop dient het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra           w.g. Taal
Voorzitter        ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 februari 2007
325-481