In deze zaak heeft appellant, een inwoner van Heemstede, op 23 december 2004 het college van burgemeester en wethouders van Heemstede verzocht om bestuursdwang tegen de plaatsing van een sirenemast in het gemeentelijk plantsoen aan het Adriaan van Ostadeplein en de Willem van de Veldekade. Tevens verzocht hij om schadevergoeding. Aangezien het college niet tijdig op dit verzoek reageerde, heeft appellant op 16 februari 2005 beroep ingesteld bij de rechtbank Haarlem. De rechtbank heeft het verzoek van appellant als bezwaarschrift doorgezonden naar het college, dat op 24 juni 2005 het bezwaar ongegrond verklaarde en het bezwaar tegen de fictieve weigering om schadevergoeding toe te kennen niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank Haarlem heeft op 28 maart 2006 het beroep van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, die de zaak op 12 januari 2007 ter zitting heeft behandeld. Appellant was vertegenwoordigd door mr. A.M. Langeloo, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. R.B.M. Hermans. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de plaatsing van de sirenemast niet in strijd is met enige wettelijke verplichting. De rechtbank heeft bovendien terecht geoordeeld dat de bestuursrechter alleen bevoegd is om kennis te nemen van een beroep tegen een beslissing op een verzoek om schadevergoeding, indien hij ook bevoegd is om te oordelen over het beroep tegen de schadeveroorzakende uitoefening van de publiekrechtelijke bevoegdheid zelf.
De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 7 februari 2007.