ECLI:NL:RVS:2007:AZ7937
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- T.M.A. Claessens
- R. van der Spoel
- E. de Groot
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige inbewaringstelling van vreemdeling en rechtszekerheid
In deze zaak gaat het om de onrechtmatige inbewaringstelling van een vreemdeling, appellant, door de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. De Raad van State oordeelt dat de inbewaringstelling vanaf het begin onrechtmatig was, zoals vastgesteld in een eerdere uitspraak van 13 mei 2005. De minister had ten onrechte artikel 3.116 van het Vreemdelingenbesluit 2000 toegepast, wat leidde tot een te korte termijn voor de vreemdeling om zijn zienswijze in te dienen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de minister de zienswijze van appellant terecht niet had meegenomen in zijn besluit van 22 april 2005, maar de Raad van State corrigeert deze uitspraak. De Raad stelt dat het rechtszekerheidsbeginsel niet in de weg staat aan de conclusie dat de minister een fout heeft gemaakt, en dat de gevolgen van deze fout niet voor rekening van de vreemdeling mogen komen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van appellant gegrond. Het besluit van de minister wordt vernietigd en de minister wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant, die zijn ontstaan door de behandeling van het beroep en het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de bescherming van de rechten van vreemdelingen in het bestuursrecht.