ECLI:NL:RVS:2007:AZ7458

Raad van State

Datum uitspraak
31 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200603579/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening revisievergunning voor gaswinningsinstallatie in Anjum

In deze zaak heeft de Raad van State op 31 januari 2007 uitspraak gedaan over het beroep van een appellante tegen de verlening van een revisievergunning aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. voor een gaswinnings- en gasbehandelingsinstallatie aan de Raskes te Anjum, gemeente Dongeradeel. De vergunning werd verleend door de Minister van Economische Zaken op 24 maart 2006 en ter inzage gelegd op 30 maart 2006. Appellante heeft op 11 mei 2006 beroep ingesteld bij de Raad van State, na het indienen van een zienswijze op het ontwerpbesluit. Tijdens de zitting op 7 december 2006 waren zowel appellante als vertegenwoordigers van de verweerder en vergunninghoudster aanwezig.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat appellante geen belanghebbende is in de zin van de Wet milieubeheer, omdat de afstand van haar woning tot de inrichting meer dan 11 kilometer bedraagt. Hierdoor is het niet aannemelijk dat zij milieugevolgen van de inrichting kan ondervinden. Daarnaast heeft appellante geen zienswijzen ingediend met betrekking tot het ontwerp van het bestreden besluit, wat haar ook de status van belanghebbende ontneemt. De Afdeling heeft vastgesteld dat de kennisgeving van het ontwerpbesluit op de juiste wijze is gedaan, en dat de afstand tot de inrichting voldoende reden is om te concluderen dat appellante niet in haar belangen is geschaad.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het beroep van appellante niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet voldeed aan de voorwaarden om als belanghebbende te worden aangemerkt. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van belanghebbende in de bestuursrechtelijke context en de noodzaak voor appellanten om tijdig zienswijzen in te dienen.

Uitspraak

200603579/1.
Datum uitspraak: 31 januari 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
de Minister van Economische Zaken,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 24 maart 2006 heeft verweerder aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V." een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor de gaswinnings- en gasbehandelingsinstallatie aan de Raskes te Anjum, gemeente Dongeradeel. Dit besluit is op 30 maart 2006 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 9 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 7 november 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 december 2006, waar appellante, in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door Mr. C.H.M. Kraakman en ing. M. Mezger, ambtenaren van het ministerie van Economische Zaken, zijn verschenen.
Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. N.H. van den Biggelaar, advocaat te Den Haag en [partij], als partij gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan, voor zover hier van belang, een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover van belang, kan er geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2.2.    Wanneer krachtens de Wet milieubeheer een zogenoemde revisievergunning wordt verleend, zijn naast de aanvrager onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van deze inrichting kunnen worden ondervonden, belanghebbenden. Hierbij gaat het uitsluitend om de milieugevolgen die door de inrichting zelf worden veroorzaakt. De gevolgen van een mogelijke winning van gas in het waddengebied - dat onder meer in de inrichting zou kunnen worden verwerkt - behoren hier niet toe. Die gevolgen zijn aan de orde in afzonderlijke besluitvorming over de gaswinning.
Blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting bedraagt de afstand van de woning van appellante tot de inrichting ruim 11 kilometer. Gelet op deze afstand is niet aannemelijk dat ter plaatse van de woning van appellante milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden. Appellante is dan ook geen belanghebbende, zodat voor haar geen beroep openstond op grond van artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
2.3.    Bovendien heeft appellante geen zienswijzen naar voren gebracht met betrekking tot het ontwerp van het bestreden besluit. Voor zover appellante betoogt dat haar dit redelijkerwijs niet kan worden verweten omdat van het ontwerpbesluit ten onrechte geen kennisgeving is gedaan in het huis-aan-huisblad "De Dorpsbode" op Schiermonnikoog, overweegt de Afdeling als volgt.
Ingevolge artikel 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht moet het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerpbesluit geven. Ingevolge het tweede lid moet, indien het een besluit van een tot de centrale overheid behorend bestuursorgaan betreft, de kennisgeving in ieder geval in de Staatscourant worden geplaatst, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is vermeld.
Verweerder heeft kennis van het ontwerpbesluit gegeven door publicatie in de Staatscourant en de Nieuwe Dokkumer Courant. Gezien de afstand van de inrichting tot Schiermonnikoog heeft verweerder op goede gronden kunnen oordelen dat een kennisgeving op Schiermonnikoog niet nodig was. Dat verweerder in het kader van de zogenoemde "Rijksprojectenprocedure Gaswinning onder de Waddenzee vanuit de locaties Moddergat, Lauwersoog en Vierhuizen" ervoor heeft gekozen verschillende andere besluiten wel in De Dorpsbode te publiceren, doet hier niet aan af. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat niet overeenkomstig artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht op geschikte wijze kennis van het ontwerp is gegeven.
Gezien het voorgaande geeft het feit dat niet in De Dorpsbode is gepubliceerd geen aanleiding voor het oordeel dat appellante niet redelijkerwijs kan worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht. Ook om deze reden dient het beroep, op grond van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.4.    Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt                       w.g. Van der Zijpp
Lid van de enkelvoudige kamer     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2007
262-529.